Het één of het ander (1)
Ik ben altijd iemand die de dingen graag in tweeën of drieën deelt, beslissingen wil en geen gelul. Ik bedoel: altijd het een of het ander, en geen halfslachtigheid. Of je gaat met de mode mee, en er komt een blad vol gekke vlekken en snobistische onzin en een omslag waarvan de letters niet te lezen zijn en op zijn minst diagonaal neergezet zijn, maar dan moet je het goed en geraffineerd doen -of je komt alleen met gedrukte tekst zonder grafiek.
Gerard Reve, in Brieven aan Geschoolde Arbeiders, brief aan Sal Tas 18 october 1959 Utrecht/Antwerpen MCMLXXXV p. 11,12
zaterdag, januari 03, 2004
vrijdag, januari 02, 2004
Vier is een mooi getal
2004
Vier is trouwens een mooi getal. Het is het getal van het Leven, en van het Kruis. En wij kennen niet drie, of vijf, maar vier elementen, vier temperamenten, vier windstreken, vier jaargetijden, vier evangeliën, enzovoorts.
Gerard Reve in Verzameld werk deel 4, Amsterdam/Antwerpen 2000, p.433
2004
Vier is trouwens een mooi getal. Het is het getal van het Leven, en van het Kruis. En wij kennen niet drie, of vijf, maar vier elementen, vier temperamenten, vier windstreken, vier jaargetijden, vier evangeliën, enzovoorts.
Gerard Reve in Verzameld werk deel 4, Amsterdam/Antwerpen 2000, p.433
woensdag, december 31, 2003
'Vermorsing van veel kostbare tijd'
'Steeds duidelijker is het mij geworden, dat ik een dwaas, dwalend en zondig leven heb geleid, maar het onvergeeflijkste van alles is de vermorsing van zo veel kostbare tijd. Ik heb er zeer veel domme meningen op na gehouden, die nu hebben afgedaan.'
Gerard Kornelis van het Reve in Op weg naar het einde, Amsterdam 1966 p.135
'Steeds duidelijker is het mij geworden, dat ik een dwaas, dwalend en zondig leven heb geleid, maar het onvergeeflijkste van alles is de vermorsing van zo veel kostbare tijd. Ik heb er zeer veel domme meningen op na gehouden, die nu hebben afgedaan.'
Gerard Kornelis van het Reve in Op weg naar het einde, Amsterdam 1966 p.135
'Het is gezien..het is niet onopgemerkt gebleven.'
'Ik leef,' fluisterde hij, 'ik adem, ik beweeg, dus ik leef. Wat kan er nog gebeuren? Er kunnen rampen komen, pijnen, verschrikkingen. Maar ik leef. Ik kan opgesloten zijn, of door gruwelijke ziekten worden bezocht. Maar steeds adem ik, en beweeg ik. En ik leef.' Hij liep terug naar de keuken, voltooide het poetsen en betrad zijn slaapkamer.
'Konijn,' zei hij, het konijn op de arm nemend, 'je straf is ingetrokken, gezien je grootste verdiensten voor de zaak. 'Hij zette het dier op de schrijftafel, sloot de grodijnen en begon zich uit te kleden. Toen hij gereed was, trommelde hij zich met de vuisten op de borst, en betastte zijn lichaam. Hij kneep in het vel van de nek, in de buik, de kuiten en de dijen. 'Alles is voorbij,' fluisterde hij, 'het is overgegaan. Het jaar is er niet meer. Konijn, ik ben levend. Ik adem, en ik beweeg, dus ik leef. Is dat duidelijk? Welke beproevingen ook komen, ik leef.'
Hij zoog de borst vol adem en stapte in bed. 'Het is gezien,' mompelde hij, 'het is niet onopgemerkt gebleven.' Hij strekte zich uit en viel in een diepe slaap.
Gerard Kornelis van het Reve, De Avonden, een Winterverhaal, 1947
Amsterdam 1971, eenentwintgste druk p.196
'Ik leef,' fluisterde hij, 'ik adem, ik beweeg, dus ik leef. Wat kan er nog gebeuren? Er kunnen rampen komen, pijnen, verschrikkingen. Maar ik leef. Ik kan opgesloten zijn, of door gruwelijke ziekten worden bezocht. Maar steeds adem ik, en beweeg ik. En ik leef.' Hij liep terug naar de keuken, voltooide het poetsen en betrad zijn slaapkamer.
'Konijn,' zei hij, het konijn op de arm nemend, 'je straf is ingetrokken, gezien je grootste verdiensten voor de zaak. 'Hij zette het dier op de schrijftafel, sloot de grodijnen en begon zich uit te kleden. Toen hij gereed was, trommelde hij zich met de vuisten op de borst, en betastte zijn lichaam. Hij kneep in het vel van de nek, in de buik, de kuiten en de dijen. 'Alles is voorbij,' fluisterde hij, 'het is overgegaan. Het jaar is er niet meer. Konijn, ik ben levend. Ik adem, en ik beweeg, dus ik leef. Is dat duidelijk? Welke beproevingen ook komen, ik leef.'
Hij zoog de borst vol adem en stapte in bed. 'Het is gezien,' mompelde hij, 'het is niet onopgemerkt gebleven.' Hij strekte zich uit en viel in een diepe slaap.
Gerard Kornelis van het Reve, De Avonden, een Winterverhaal, 1947
Amsterdam 1971, eenentwintgste druk p.196
dinsdag, december 30, 2003
Een 'draaglijker soort eenzaamheid'
'Over een paar uur vertrekt het schip, en het is mij zeer droefgeestig te moede, al heb ik het gevoel, dat de genomen beslissing de juiste is.
...
In ieder geval heb ik me nog nooit in mijn leven met enig ander levend wezen verwant gevoeld. Waarschijnlijk is het beter, dat ik van nu af aan in afzondering leef, dat is een draaglijker soort eenzaamheid dan die, ondergaan in het gezelschap van een ander.'
Gerard Kornelis van het Reve in Op weg naar het einde, Amsterdam 1966 p.134
'Over een paar uur vertrekt het schip, en het is mij zeer droefgeestig te moede, al heb ik het gevoel, dat de genomen beslissing de juiste is.
...
In ieder geval heb ik me nog nooit in mijn leven met enig ander levend wezen verwant gevoeld. Waarschijnlijk is het beter, dat ik van nu af aan in afzondering leef, dat is een draaglijker soort eenzaamheid dan die, ondergaan in het gezelschap van een ander.'
Gerard Kornelis van het Reve in Op weg naar het einde, Amsterdam 1966 p.134
maandag, december 29, 2003
'Ach alles is zo ver, en zo moe'
Het is voor de zoveelste keer 'het weer van alle mensen'. Soms, als de wind bijna geheel is gaan liggen en het zonlicht, zeer stil en oud, doorbreekt, en ik door de patrijspoort kijk naar de lelijke automobielen op de kade en, heel in de verte, tussen de huizen door, een klein boompje zie, misschien een smal esdoorntje of berkje, waarvan de honderden blaadjes als evenzovele groene spiegeltjes, enzovoorts; ach, alles is zo ver en zo moe.
Gerard Kornelis van het Reve in Op weg naar het einde, Amsterdam 1966 p.134
Het is voor de zoveelste keer 'het weer van alle mensen'. Soms, als de wind bijna geheel is gaan liggen en het zonlicht, zeer stil en oud, doorbreekt, en ik door de patrijspoort kijk naar de lelijke automobielen op de kade en, heel in de verte, tussen de huizen door, een klein boompje zie, misschien een smal esdoorntje of berkje, waarvan de honderden blaadjes als evenzovele groene spiegeltjes, enzovoorts; ach, alles is zo ver en zo moe.
Gerard Kornelis van het Reve in Op weg naar het einde, Amsterdam 1966 p.134
zondag, december 28, 2003
Niet omkeerbaar
'Kind,' zei hij tegen Joosje, 'hetzij je met dit, hetzij je met dat binnenkomt, zet het even neer en doe de deur dicht. Tocht is wind in huis.' 'Tocht is wind in huis, ' herhaalde hij, zich tot Chris wendend, 'is dat zo of niet? '
'Ja, ' antwoordde deze, 'tocht is wind in huis. Je hebt gelijk. Maar de definitie is niet omkeerbaar. Dat is een kwaad teken. Ik bedoel: wind in huis is nog geen tocht. '
Gerard Kornelis van het Reve, De Avonden, een Winterverhaal, 1947
Amsterdam 1971, eenentwintgste druk p.100
'Kind,' zei hij tegen Joosje, 'hetzij je met dit, hetzij je met dat binnenkomt, zet het even neer en doe de deur dicht. Tocht is wind in huis.' 'Tocht is wind in huis, ' herhaalde hij, zich tot Chris wendend, 'is dat zo of niet? '
'Ja, ' antwoordde deze, 'tocht is wind in huis. Je hebt gelijk. Maar de definitie is niet omkeerbaar. Dat is een kwaad teken. Ik bedoel: wind in huis is nog geen tocht. '
Gerard Kornelis van het Reve, De Avonden, een Winterverhaal, 1947
Amsterdam 1971, eenentwintgste druk p.100
Abonneren op:
Posts (Atom)