zaterdag, april 22, 2006

Gerard Reve en de dieren (2)
een vlinder met twee slurven




'Gisteren zag ik in de tuin een grijze nachtachtige vlinder met twee slurven driftig de bloesems van Afrikaantjes van honig ledigen. Ik bedacht dat die vlinder om kwart vóór zes al van Drees zou trekken, en om veertien minuten voor tienen al naar Westerveld zou moeten.'

Gerard Reve in: Brieven aan Wim B. 1968-1975 Utrecht MCMLXXXIII p.70

vrijdag, april 21, 2006

Gerard Reve en de dieren(1)
De 'haardkrekel' en andere 'enge torren'




'Er zijn veel kleindieren. Tijger noemt alles een 'enge tor', die ik moet wegdoen of doodslaan. Er loopt af en toe een soort zwarte kraanwagen ter lengte van een lucifersdoosje door het gras, met grote tangen, maar het is geen schorpioen. Een ander dier, dat veel in onze bagage wil en dat door Tijger ook 'tor' wordt genoemd, is een niet vliegende, dikke pikzwarte krekel, die plechtig alle gemorste suiker opeet, als een insectoïde eekhoorntje, zich krabt, tsjilpt, zijn gebit schoonmaakt, en dan weer aan een volgend hoopje suiker begint. Er is wel één soort insect, dat mij bedenkingen geeft en dat, God zij dank, nogal klein is: een soort Delta of Vliegende Vleugel, een Concorde in het klein, met neuswiel en met bommenrek onder elke vleugel, alles met aluminumverf en oranje lak of menie afgewerkt. Met het blote oog zie je gelukkig niet alles tot in het uiterste detail, maar het is echt een insect voor een politiestaat.'

Gerard Reve in: Brieven aan Wim B. 1968-1975 Utrecht MCMLXXXIII p.18, 19

donderdag, april 20, 2006

"Nimmer was mijn heimwee naar U zo fel, en zo mateloos."




'Opnieuw dus: Uit de diepten. En alweer: nadat hij een zeer groot aantal dagen onafgebroken aan de kruik was geweest, nog steeds echter zonder dat je veel bizonders aan hem kon zien. Een zang ook, terwijl hij ferm bleef doorstappen in de richting van de Duisternis, en weer: voor de orkestmeester. Wederom: een Nachtlied. En meer dan ooit een lied van overgave, want nimmer was mijn heimwee naar U zo fel, en zo mateloos.'

Gerard Reve, Nader tot U Amsterdam 1966 p.91

woensdag, april 19, 2006

"Onsterfelijk en eeuwig"

'Wij zijn onsterfelijk en eeuwig, maar we hebben daar in ons leven weinig aan, behalve dat je het wat kalmer aan kunt doen dan iemand die denkt dat hij echt bestaat en daarom ook echt moet sterven.'

Gerard Reve in: Brieven aan Wim B. 1968-1975 Utrecht MCMLXXXIII p.78

Wim B.(Bergmans)was zaterdag één van de sprekers in de dienst van gebed, voorafgaand aan de begrafenis van Gerard Reve

dinsdag, april 18, 2006

"Warte nur, warte nur"



Voor de orkestmeester. Een herfstlied, of avondzang. Ik zou wel willen, dat deze brief vol zachtheid en tederheid kon zijn, met somtijds huiveringen van stilte en Aandacht, en geheel zonder gramschap jegens enig schepsel; ik zou willen dat hij een ieder die hem leest stil moge maken, en sommigen zelfs aan het schreien moge maken - want dat is het hoogste. Daar verlang en hoop ik naar terwijl ik aan het raam zit en naar buiten staar. Het is helder weer, en windstil, maar toch is het soms, of ik van verre en ijle, klagende stem hoor, als van de wind door de toppen van een duister naaldwoud. (Kom je gauw? Ja hoor, ik kom zo. Warte nur, warte nur.)

In Gerard Reve, Nader tot U, in Brief door tranen uitgewist Amsterdam 2001 p.41,42

maandag, april 17, 2006

'Het werkelijke probleem is de verlatenheid.'

'Verder ben ik niet tegen de dood, zoals veel domme mensen. Het werkelijke probleem is de verlatenheid. Alleen zijn is meestal nog te dragen, het zich verlaten weten nooit. Ik vroeg mij af hoe God Zich gevoelde, en of God ooit een mens of enig ander schepsel zoude verlaten. Maar ik liet die vragen wederom rusten, want ik had er geen verstand van.'

Gerard Reve in Het Boek Van Violet En Dood Amsterdam/Antwerpen 1996 p. 29

zondag, april 16, 2006

Dood en Leven


Foto E.H. 15-04-2006

Het huis van Gerard Reve en Joop Schafthuizen aan de Posthoornweg te Machelen aan de Leie op de dag van de begrafenis.

De luiken zijn gesloten en verwijzen naar de dood.
De magnolia staat in bloei als een verwijzing naar het leven.

Ik dacht kijk. Wat is in de natuur toch alles mooi gemaakt
(Denk maar aan al die sterren met hun lichtjaren.)


uit Een nieuw Paaslied in Verzamelde Gedichten Amsterdam 1987 p. 47
Zingende oceanen



Daar is in de wereld niets, mijn God,
dan de ruimten om ons,
dan de zingende oceanen,
dan de zonnen en 't gegons
der zwermen in den avond laat,
daar is niets dan wat hol gepraat
en mijn verlangen dat vecht naar U.


Richard Minne, in Drieluik, deel 3

Opgenomen als motto in Gerard Reve Verzamelde gedichten Amsterdam 1987

Dit gedicht stond op het bidprentje, dat werd uitgereikt tijdens de afscheidsdienst in de St Corneliuskerk in Machelen aan de Leie.



Zie voor een fotoimpressie van de begrafenis op mijn

Gerard Reve Weblog
 
Tweets van @Revetwalender