zondag, december 31, 2017

De Avonden (10)

'Duizend jaar zijn voor u als de dag van gisteren,' ging hij voort, 'en als een wake in de nacht. Zie de dagen van mijn ouders. De ouderdom nadert, ziekten nemen bezit van hen, en er is geen hoop. De dood nadert en het graf gaapt. Een graf is het eigenlijk niet, want ze kunnen in een urn: daar betalen we elke week voor.' Hij schudde het hoofd. 'Zie hen,' fluisterde hij. 'Er is voor hen geen hoop. Ze leven in eenzaamheid. Waar ze om zich heen tasten , is leegte. Haar heeft hij nog wel op zijn kop, een flinke bos. Nee kaal is hij niet. Maar dat komt nog wel.' Hij had de huisdeur bereikt. 'Vrede,' dacht hij, 'het is voorbij. Het is vrede. Een verheven blijmoedigheid stijgt op.' 

Gerard Kornelis van het Reve in De Avonden, een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.195

zaterdag, december 30, 2017

De Avonden (9)

'Hij nam het konijn op, kuste het op de snuit en ging er mee op de rand van het bed zitten. 'Je bent mijn lief, goed konijn,' zei hij hardop, 'zo is het. Trek je er niets van aan.' Hij voelde in zijn ogen tranen opkomen, klemde duim en middelvinger om de hals van het dier en beet in een van de lange, stijve oren. 'Bah,' zei hij, spuugde wolpluisjes uit en zette het weer op het boekenkastje. Na even heen en weer gelopen te hebben, pakte hij het weer, maakte twee knopen van zijn overhemd los en legde het onder zijn hemd tegen de blote borst. Hij ging op de stoel voor de schrijftafel zitten, haalde het dier weer tevoorschijn, klemde het tussen zijn benen in het kruis en streelde de oren achterover. 'Het is hier koud,' zei hij hardop, duwde het dier achter een rij boeken, deed het licht uit en ging voor het raam staan. "De avond is gekomen,' mompelde hij. 

Gerard Kornelis van het Reve in De Avonden, een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.139

De Avonden (8)

'Het water om hem heen begon geleidelijk door de zuiging van de aanrollende golf tegemoet te stromen: hij zag het aan stofjes, bladeren en strootjes, die steeds sneller voorbijgleden. Uit de verte klonk onafgebroken gedreun. 'De stroom heeft mij nog niet gegrepen,' dacht hij. 'ik moet het proberen.' Hij wendde de kano om en begon te peddelen, maar kwam nauwelijks vooruit. Toen hij achterom keek, was de vloedgolf al dichtbij gekomen: een fijn waas van verstoven water zweefde erboven. Het bulderen was duidelijk te onderscheiden in het spatten van het schuim en het dreunen van de vallende watermassa. 

Hij werd wakker, maar kwam niet tot helder denken. Nog voor hij zich de inhoud van de droom geheel herinnerde, sliep hij weer in. Het was drie uur.' 

Gerard Kornelis van het Reve in De Avonden, een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.135


woensdag, december 27, 2017

De Avonden (7)

'Het was nacht,' zei hij, 'stikdonkere nacht.' 'Ik kan natuurlijk de radio aanzetten,' dacht hij, 'maar of ik er verstandig aan doe, is de vraag.' 

Hij schakelde het toestel in.

'U hoort de tweede romance van Schumann,' zei de omroepster. Frits wachtte en liet de rook van de sigaret langs zijn nagels strijken. 'Hoort, hoort,' dacht hij, toen de muziek begonnen was. Hij legde de sigaret op de zakpijp, hield de toppen van duim en ringvinger op de ooghoeken en haalde voorzichtig adem. 'Zo is het,' fluisterde hij ...

Een dame ging aan een vleugel zitten, die dicht bij hen stond. De pick-up hield op en de dansparen wachtten. 'Vooruit,' werd er geroepen. 'Dit is het cowboylied Sluit Me Niet Op,' zei Jaap, toen de pianiste begon. Hij maakte met hoofd en hals de bewegingen van een drinkende vogel. 'Toen ik klein was,' zei Frits, 'kon ik nooit tegen pianomuziek. Een mens is een gevoelig wezen.' Jaap was tegen Joosje aan gaan leunen en bewoog zich niet meer.'Luister,' zei Frits tot Viktor en sloeg een arm om zijn schouder. 'Ben ik te ernstig?' 'Ernst op zijn tijd kan geen kwaad,' antwoordde Viktor.'Geloof je, dat wetenschap wezenlijke betekenis heeft' vroeg Frits.Viktor zweeg.De pianiste begon een andere melodie. 'Die ken ik,' zei Frits, 'dat is Geef Mij Nog Vijf Minuten. Een verrukkelijke wijs.' Hij boog zich voorover en klopte met zijn vuisten de maat op zijn knieën. 'Iedereen heeft zijn geschiedenis,' zei hij, 'maar het is zelden een belangrijke.' "

Gerard Kornelis van het Reve De Avonden, Een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.98, 111

dinsdag, december 26, 2017

De Avonden (6)

’Waarom hadden die duisternis en die regen een verblijdende betekenis?’ dacht hij. ‘Daar moet ik achter zien te komen’. ‘In de vierde klas, bij het begin van de vakantie,’ zei hij tegen zichzelf, ‘we gingen naar huis en ik had een leeg krijtenkistje gekregen. Ik stond in de gang, te wachten op het eind van de regen, want ik had geen jas bij me. En elke keer snoof ik in het kistje. Het was een lucht van hout, nieuw hout, van hars en krijt. Tot zover is het duidelijk, dat zijn de feiten. Maar de samenhang?’ ‘

Ik weet het, ‘dacht hij plotseling, ‘het is eenvoudig. De laatste uren van de schooltijd moesten somber zijn, om de overgang naar de vrije dagen des te scherper te laten uitkomen.’ 

Gerard Kornelis van het Reve in De Avonden, een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.85

De Avonden (5)

''Wat lees je?' vroeg hij, een klein boek met grijze linnen band van de schrijftafel nemend. 'Dat moet je beslist lezen,' antwoordde Viktor, daar zul je beslist veel plezier aan hebben. 'De kleine zenuwlijder, handleiding tot een fatsoenlijk leven,' zei Frits. 'Je mag het wel lenen,' zei Viktor. Frits sloeg het dicht en stak het in zijn jaszak, haalde diep adem en nam afscheid. 

Gerard Kornelis van het Reve in De Avonden, een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.81

zondag, december 24, 2017

De Avonden (4)

'Hij liep naar de keuken en stond op het punt zijn tanden te gaan poetsen, toen hij uit de slaapkaamer stemmen hoorde. Hij trad aan de deur op de gang. Zijn moeder sprak met een snelle, huilende opeenvolging van woorden. Wanneer ze uitgesproken was, hoorde Frits telkens het gebrom van zijn vaders stem. Dan was het weer stil, maar even daarna ging het voort. Opeens leek het hem, of zijn moeder rechtop in bed was gaan zitten en het huilen inhield, want hij verstond duidelijk haar stem, die luider klonk dan tevoren. 'Jij hebt nooit,' zei ze, 'nooit in je leven heb jij aan iemand anders gedacht dan aan jezelf en nooit heb je eens nagedacht of-' Frits ging weer snel de keuken binnen. 'Ik hoor niets,' zei hij, de ogen sluitend, 'ik hoor niets. Niets hoor ik.' Hij sloot de deur en poetste zijn tanden. Als de stemmen luider werden, neuriede hij in zichzelf. 'Wom wom, wom!' zong hij dan, met zware bromtrillingen in het hoofd.

... 'Hoort de kerstboodschap,' zei hij hardop, 'de heiland werd geboren. Hij stierf op Golgotha, wiedewiedewiet sjieng boem.' Toen hij in bed kroop en het dek over zich heen trok, dacht hij: 'Om middernacht moesten eigenlijk de klokken luiden, dat zou schitterend zijn.' 

Gerard Kornelis van het Reve in De Avonden, een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.63

De Avonden (3)

“In de huiskamer zag hij licht branden. Zijn vader zat aan tafel. Zijn ogen waren rood, alsof er veel in gewreven was en er liep een vuile veeg over zijn rechterwang. Af en toe snoof hij zijn slijm op. ‘Kijk,’ zei hij, toen Frits aarzelend in de kamer bleef staan, ‘hier staat het.’ Hij wees op een plaats in een boek met een zwarte band, dat open voor hem op tafel lag. ‘De rechten van de graven van Egters dateren reeds van 1384,’ las Frits. ‘Waarmee heeft dat te maken?’ dacht hij. ‘Heel interessant,’ zei hij, ‘dat moet ik morgen eens lezen.’ ‘Dat is niet voldoende,’ dacht hij. ‘Ik zal het morgen eens diepgaand bestuderen,’ voegde hij eraan toe. De radio bleek ingeschakeld te staan, want opeens zei een stem: ‘De korte pauze is geëindigd. U hoort de quickstep Dokter Jazz.’

Frits verliet de kamer. ‘Ik moet mijn gedachten stopzetten,’ herhaalde hij telkens in zichzelf bij het tandenpoetsen en uitkleden. “

Gerard Kornelis van het Reve De Avonden, Een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.50

De Avonden (2)

"Wij deinzen voor niets terug", zei hij hardop. "Het zou kinderachtig zijn weg te blijven. De beproevingen dienen in het gelaat gezien te worden."

Simon van het Reve, De Avonden, een winterverhaal, Amsterdam eerste druk 1947 p.3

vrijdag, december 22, 2017

De Avonden (1)

“Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de twee en twintigste December 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters ontwaakte. Hij keek op zijn lichtgevend horloge, dat aan een spijker hing…”

Simon van het Reve, De Avonden, een winterverhaal, Amsterdam eerste druk 1947 p. 5


woensdag, december 20, 2017

Troost Mij in Mijn lijden

'Waait het zo hard?' vroeg ik.

'Het waait helemaal niet, Gerard', zeide Lambert S., even zijdelings naar mij opblikkend. 'Heb je het koud?'

'Ja...'Maar het waaide toch wel degelijk?...Ik gevoelde een felle bries langs mijn gezicht en door mijn haren strijken...En ik hóórde de wind...Ik keek rond...Noch in de toppen van de struiken, noch in de wilgen aan de slootkant, noch hoog in de populieren verderop was enige beweging of slechts trilling waar te nemen...En toch hoorde ik iets...Het knapte en ruiste in mijn oren...Ergens in mijn hoofd nam het gedruis toe...Er sprak iemand...Ik?.. Lambert S.?..

Neen, geen van ons beiden deed een mond open...

In mijn strottenhoofd, of in mijn keel, trilde het...: 'Troost Mij in Mijn lijden, blijf bij Mij in mijn eenzaamheid', sprak een stem. Wat gebeurde er?.. Wie was dat..?

Gerard Reve, Moeder en Zoon Amsterdam/Antwerpen MCMLXXX , p.274

vrijdag, december 15, 2017

Gode welgevallig


'Ook het leven van een oude man of vrouw met een poes en geraniums achter het raam, die twee maal per dag een blokje om wandelt, en verder alleen maar wat leest en peinst, is Gode welgevallig'. 

Gerard Reve, in Brieven aan Geschoolde Arbeiders Utrecht/Antwerpen MCMLXXXV p.239 

donderdag, december 07, 2017

Rijstepap met zilveren lepels

'Ik had ten zeerste gedachten, dat weet ik nog goed. Ik dacht eerst ik weet dat mijn Verlosser leeft. Daar begon het mede. En toen dacht ik ik weet dat mijn Bruine Liefdesprins op mij zal wachten en ik op hem, hier of aan gene zijde, waar Liefde en Dood één worden in een eeuwig Geheim. En het zal gezien worden hoe de engelen ons wassen tot wij wederom jong en schoon zijn, en ons rijstepap voeren met zilveren lepels. En de hemel gaat toe.'


Gerard Reve in Het Boek Van Violet En Dood Amsterdam/Antwerpen 1996 p. 86

Alles gaat vroeg of laat tegen de vlakte

Mijn belangstelling voor dood en lijkbezorging schijn ik al op jonge leeftijd verworven te hebben. Reeds lang voor mijn meerderjarigheid richtte ik de Club Van De Grafkelders op, die bedoeld was om de uitvaaart van overleden vogels en kleine dieren door waardig ritueel te regelen. De graven waren aarden piramiden of kegelvormige verhogingen waarin zich gangen en een luchtkoker dienden te bevinden. Zij zijn verdwenen want alles is omgewoeld, en overal zijn huizen gebouwd die nu gereed zijn voor de sloop, want alles gaat vroeg of laat tegen de vlakte.

Gerard Reve in Het Boek Van Violet En Dood Amsterdam/Antwerpen 1996 p.71

dinsdag, december 05, 2017

Sinterklaas

'Het begon in mijn jeugd, toen hij op een middag na schooltijd op bezoek kwam. Ik had de gewoonte de korsten van mijn brood niet op te eten en toen hij binnenkwam, propte ik alles in mijn mond. Hij bracht snoepgoed en een speelgoeddraaimolen. Later begreep ik, dat hij in dienst van een winkel stond en de door ouders of andere familieleden gekochte geschenken aan huis bezorgde. Volgens het beginsel dus: niets voor niets. Dit is waarschijnlijk de koopbare, kapitalistische Sinterklaas, waarvan hierboven sprake was.

Een andere vorm is die, waarbij een oom als Sinterklaas optreedt bij de kinderen; hij is vol vrees, dat zijn stem herkend zal worden. Dit is een alleszins aanvaardbare Sinterklaas. Zijn optreden is een daad van vrijwilligheid en goedhartigheid, vrij vam zucht naar geldelijk gewin. Voordat hij komt, zingen de kinderen voor een schoorsteengat en zo het een huis met centrale verwarming is, voor een betraliede luchtkoker. Onverwachts werpt moeder uit een papieren puntzak het snoepgoed met een zwaaiende beweging over de vloer uit, zelf weer achter de deur wegschietend.

Deze beide verschijningsvormen zijn belangrijke uitersten. '

Gerard Reve in Verzameld Werk deel 6 Amsterdam/Antwerpen 2001 p. 89,90

donderdag, november 30, 2017

De Dood en de Liefde

"Maar wat is, volgens jou de kern & essentie van mijn werk? Volgens mij de Dood en de Liefde. Ik zie ook, eerlijk gezegd in het bestaan geen enkele andere problematiek aan te wijzen. De Dood geeft het leven tijdelijkheid, de Liefde maakt het eeuwig - op die manier, & op geen andere, krijgt het leven zijn volledigheid,"

Gerard Reve, in Brieven aan Josine M. 1959-1975 Amsterdam eerste druk 1981 p.144


woensdag, november 29, 2017

Als het leven propvol is van bladeren

"De werkelijke zwaarmoedigheid overvalt iemand gelukkig niet des winters. De bomen zijn dan weliswaar kaal, de muren vochtig, terwijl er voortdurend meeuwen op het water dobberen, maar de somberte wordt verzacht door het geloof, dat verandering van deze gestalte der wereld ook de ziel zal genezen. Veeleer des zomers, tegen het einde van de middag, als het leven propvol is van bladeren, warmte, vogels, zon en watervlakten, kan het bestaan plotseling op de mens neerstorten, onafwendbaar."

Gerard Reve in Archief Reve 1931-1960 (in: Drie broden Ruim Baan , 26 april 1946), Baarn 1981 p. 41

Het was een soort levend voetbal

‘De liefde was sterker dan de dood, dat stond zelfs in Gods eeuwig Woord, dus het was waar, maar de dood won altijd, dat leerde de ervaring. Alleen wanneer hij kwam dat wist je niet. Het was een soort levend voetbal.’

Gerard Reve, Het Boek Van Violet En Dood Amsterdam/Antwerpen 1996 p.33

dinsdag, november 28, 2017

De legende van Christofoor



'Ik vrees, dat symboolblinde mensen niet te veranderen zijn. Ik kan alle dingen als symbool zien- hoe kan men ze ooit anders beschouwen? Ik las laatst, met zekere ontroering, de legende van St. Christofoor, een geheel legendarische heilige. Hij was een reus, die gaarne God, de wereld & de mensen op een of andere wijze wilde dienen.
God raadde hem aan, mensen op zekere plek in een rivier, van de ene oever naar de andere te dragen. Christofoor deed dit welgemoed. Op zekere dag kwam een klein kind aan de oever, dat naar de overkant wilde, maar dat geen geld had. Dit kon de goedige Christofoor niet schelen, & hij zette het nietige, kleine kindje op zijn schouders. Bij zijn voortschrijden door de rivier merkte hij, dat het kind steeds zwaarder werd. In het midden van de rivier was de last haast ondraaglijk geworden, & tenslotte wist Christofoor met alleruiterste inspanning, volkomen uitgeput, op het nippertje nog de andere oever te bereiken. Hier maakte het kind zich als Christus bekend. 'Ik had dat kind een rotklap gegeven', was Hanny haar kommentaar. Ik vind het verhaal even ontroerend als duidelijk in zijn betekenis: het wil zeggen, dat wie Christus wil dragen (uitdragen) in de wereld, zelfs als lichamelijke reus & moreel superieur mens (gratis overzetten) door de stroom des levens wordt overspoeld & bedreigd.
Gerard Reve in Brieven aan Josine M. 1959-1975, Amsterdam 1981 p. 220,221

zondag, november 26, 2017

Avondrood

Eens was ik jong en schoon.
Vrouwen die met mij dansten werden in mijn armen
medegevoerd tot duizelingwekkende hoogten.
Nu gaat er niets meer omhoog:
het enige dat stijf staat zijn mijn gewrichten.
Ach, waar zijt gij gebleven
zoete, bittere, onstuimige jeugd?

Gerard Reve in Oud en Eenzaam Amsterdsam/Brussel MCMLXXVIII p. 41

zaterdag, november 25, 2017

De grootsheid en betoverende luister van het leven

'Ik hoop, dat je wederom oog hebt gekregen voor de grootsheid en betoverende luister van het leven. Ik ben ook ongelukkig, maar hoor je me ooit klagen? Ik zoude me trouwens geen raad weten, als ik opeens gelukkig werd.'


Gerard Reve, in Briefwisseling Geert van Oorschot 1951-1987, Amsterdam 2005 eerste druk p.428

maandag, november 20, 2017

Men spreekt van de onbezorgde jongenstijd

'Men spreekt van de onbezorgde jongenstijd,' mijmerde Treger voort. 'Bestaat zoiets?' Waar halen de mensen dat vandaan? Treger verzette zich zo lang mogelijk regen de zich aandienende herinneringen aan lang geleden, maar hij kon ze niet altijd het zwijgen opleggen. 'Nee, geen erg gelukkige tijd', mompelde hij. 'Ik was eigenlijk een erg ongelukkig kind. Een ongelukkige jeugd, zo heet dat toch? Maar ik maak er nooit misbruik van ' 

Gerard Reve in Bezorgde ouders Utrecht/Antwerpen 1989 p.102 


De dood is een poort, MENEER

“De dood is een poort. MENEER. En als je me vraagt: waarheen, dan weet ik het niet. De dood is geen zinloze ondergang, dat niet. Het klinkt mooi om te zeggen, dat door de dood het leven weer perspectief en diepte krijgt -ja. tel uit je winst. Misschien zijn de zuiverste gedachten over de dood ook wel de ellendigste en onverdraaglijkste, terwijl het toch de juiste gedachten zijn. 

....HET GAAT MIJ OM EEN ENKEL DING, maar het is toch vrij diep verborgen, wordt nog vrij diep verstopt... De joden mochten de naam niet uitspreken.

...

...

God

...

..."

Gerard Reve In Gesprek Interviews, Baarn 1983 p. 144, 146

Interview Jouke Mulders met G.K. van het Reve, "Ik moet werken, anders word ik gek" in Elseviers Magazine, 29 april 1972

zondag, november 19, 2017

Ik zou de mensheid willen verlossen 

‘Sommige mensen kunnen aandachtige onderwerpen tijdelijk van zich afzetten -ik kan dat nooit. Ik praat lachend over alles, maar denk maar aan één ding. Ik zou de mensheid & de wereld door een grote daad of inzet willen verlossen, maar ik zou niet weten hoe: ik ben, om te beginnen, zelve het Licht niet & hoe zou ik kunnen getuigen van het Licht, als ik dat nergens zie?’

Gerard Reve, Brieven aan Josine M. 1959-1975 Amsterdam 1981 p.181, 182

zaterdag, november 18, 2017

Als u de mensheid hebt verlost...

'Het schip begint te trillen. Ik grendel de deur, kruip onder de dekens en probeer een opstandige gedachte te verdrijven, zonder echter te kunnen beletten dat ik hem hardop uitspreek. Het schip vaart nu. "Als u de mensheid hebt verlost, waarom dan mij niet- dat was toch in één moeite door gegaan?" 

Gerard Kornelis vn het Reve in Op Weg naar het Einde Amsterdam 1966 p.9

donderdag, november 16, 2017

Alles is van te voren bepaald 

"Alles is van te voren bepaald", zegt Monsieur Ecclésiaste alias de Houtkoning, als hij mijn vertrek onder protest heeft aanvaard. "Alles is van te voren bepaald. Alleen: wij weten het niet." 

Gerard Reve, in Een eigen Huis , Amsterdam/Brussel MCMLXXIX, p.119

woensdag, november 15, 2017

Regen

'Ik zou, wat het verhaal van mijn leven betreft, bij het begin willen beginnen, maar waar is dat begin? "Het verliest zich in nevelen", pleegt men wel te zeggen, maar in mijn geval schijnt het zich voornamelijk door regen aan de historische waarneming te willen onttrekken. Ik herinner mij, zeker uit mijn vroege jeugd, nauwelijks iets anders dan regen, en het is mij vaak voorgekomen, dat mijn leven gekenmerkt is geworden door andere meteorologische omstandigheden dan dewelke het leven van de meeste stervelingen begeleiden. Motregen was wel het minste, maar plasregens, almaar doorgietend en doorlekkend, gehele middagen en dagen achtereen, met niets om op zolder mede te spelen dan een oude cither met nog de helft van de snaren, en met mijn eigen jongensdeel - ik weet nauwelijks van iets anders.' 

Gerard Reve in Oud en Eenzaam Amsterdam/Brussel MCMLXXVIII p.44,45

dinsdag, november 14, 2017

Onderaan de trap van het leven

'Hoe hoog of hoe gering men zich op de maatschappelijke ladder heeft weten te verheffen, men blijft onderaan de trap van het leven. Dat leert ons deze comedie* van de ontoereikendheid der menselijke liefde, van de onttakeling van alle illusies door de ouderdom en van de alomtegenwoordige, onbekende God, de Dood.’

Gerard Reve, in Verzameld Werk deel 6, Amsterdam/Antwerpen 2001, p.410, 411

maandag, november 13, 2017

Uij Tha Nassie

"Ik ben een slecht en zondig mens, maar ik heb iets, noem het maar formaat, een bepaalde grootheid van ziel, iets wat boven die door en door verdorven troep uitsteekt hoewel ik me nooit op mijn afkomst beroep of heb laten voorstaan, want er komt toch oorlog. Ja, als ooit al die blonde, even welgevormde als gemotiveerde jongeren tragisch zouden sneuvelen, bloed nederlopend langs hunne fraaie, gulzige, naar Liefde en bevrediging hunkerende monden.
Maar er gebeurt in onze Moerasdelta toch nooit iets? Huisbakken, alles, dat is tot daar aan toe, maar die Verveling! Ons kleine landje zoude eigenlijk Vervelië moeten heten. Het tikt, druppelt, zoemt, gonst er van, het zit in rijen in de wachtkamers van de bevoegde artsen, maar wat kunnen die doen zolang als de Uij Tha Nassie nog niet in het ziekenfondspakket is opgenomen? Niet tobben!"

Gerard Reve, Moedig Voorwaarts, Brieven aan Bert en Netty de Groot 19 juni 1987 Amsterdam 2007 p. 386

Ja, dat leven dus

'Ja, dat leven dus: men behoort het leven monter en met een lied op de lippen tegemoet te treden, maar ik heb altijd de indruk gehad dat het leven mij achtervolgde, achternazat als het ware, en mij steeds sneller voor zich uit wilde voortjagen: "Opschieten jij! Hoe eerder het afgelopen is hoe beter."

Gerard Reve in Verzameld Werk Deel 6 Amsterdam/Antwerpen 2001 p.670

zondag, november 12, 2017

Uit de diepten

'Opnieuw dus: Uit de diepten. En alweer: nadat hij een zeer groot aantal dagen onafgebroken aan de kruik was geweest, nog steeds echter zonder dat je veel bizonders aan hem kon zien. Een zang ook, terwijl hij ferm bleef doorstappen in de richting van de Duisternis, en weer: voor de orkestmeester. Wederom: een Nachtlied. En meer dan ooit een lied van overgave, want nimmer was mijn heimwee naar U zo fel, en zo mateloos.' 

Gerard Reve, Nader tot U Amsterdam 2001 p.109

Ouderdom

‘Je wordt oud en ziek en dan sterf je. Zo moest het ook, en gelukkig gaat het ook zo. Dat ziek worden en sterven, daar behoeven we ons niet mede te bemoeien, want dat gaat vanzelf. Maar de ouderdom is interessant. Je wordt vrij. Je kunt steeds vrijer spreken, naarmate je dichter bij de Dood komt. Nu ja, zo zie ik het natuurlijk niet de gehele dag, maar vanmorgen wel.' 

Gerard Reve, Klein gebrek geen bezwaar, Een keuze uit zijn brieven Brieven aan Simon C. 1971-1975 Utrecht/Antwerpen MCMLXXXVI p.175,176

zaterdag, november 11, 2017

Eenzaamheid

“In ieder geval heb ik me nog nooit in mijn leven met enig ander levend wezen verwant gevoeld. Waarschijnlijk is het beter, dat ik van nu af aan in afzondering leef, dat is een draaglijker soort eenzaamheid dan die, ondergaan in het gezelschap van een ander.' 

Gerard Kornelis van het Reve in Op weg naar het einde, Amsterdam 1966 p.134 

De tragiek van bijna elke schrijver

"Het is de tragiek van bijna elke schrijver, dat hij de goudmijn van zijn eigen, schijnbaar triviale ervaringen en herinneringen, niet kan of wil zien. Ik zie nu eindelijk in, dat de majesteit Gods heel dicht bij huis, gewoonlijk in een met oude fietsbanden volgeworpen achtertuin, te zien en te ervaren is. (Alles geestelijk, en generlei kwetsing van andersdenkenden beoogd).”

Gerard Reve in Brieven aan Josine M. 1959-1975 Amsterdam eerste druk 1981 p.98    

 
Tweets van @Revetwalender