zaterdag, december 30, 2017

De Avonden (9)

'Hij nam het konijn op, kuste het op de snuit en ging er mee op de rand van het bed zitten. 'Je bent mijn lief, goed konijn,' zei hij hardop, 'zo is het. Trek je er niets van aan.' Hij voelde in zijn ogen tranen opkomen, klemde duim en middelvinger om de hals van het dier en beet in een van de lange, stijve oren. 'Bah,' zei hij, spuugde wolpluisjes uit en zette het weer op het boekenkastje. Na even heen en weer gelopen te hebben, pakte hij het weer, maakte twee knopen van zijn overhemd los en legde het onder zijn hemd tegen de blote borst. Hij ging op de stoel voor de schrijftafel zitten, haalde het dier weer tevoorschijn, klemde het tussen zijn benen in het kruis en streelde de oren achterover. 'Het is hier koud,' zei hij hardop, duwde het dier achter een rij boeken, deed het licht uit en ging voor het raam staan. "De avond is gekomen,' mompelde hij. 

Gerard Kornelis van het Reve in De Avonden, een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.139

De Avonden (8)

'Het water om hem heen begon geleidelijk door de zuiging van de aanrollende golf tegemoet te stromen: hij zag het aan stofjes, bladeren en strootjes, die steeds sneller voorbijgleden. Uit de verte klonk onafgebroken gedreun. 'De stroom heeft mij nog niet gegrepen,' dacht hij. 'ik moet het proberen.' Hij wendde de kano om en begon te peddelen, maar kwam nauwelijks vooruit. Toen hij achterom keek, was de vloedgolf al dichtbij gekomen: een fijn waas van verstoven water zweefde erboven. Het bulderen was duidelijk te onderscheiden in het spatten van het schuim en het dreunen van de vallende watermassa. 

Hij werd wakker, maar kwam niet tot helder denken. Nog voor hij zich de inhoud van de droom geheel herinnerde, sliep hij weer in. Het was drie uur.' 

Gerard Kornelis van het Reve in De Avonden, een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.135


woensdag, december 27, 2017

De Avonden (7)

'Het was nacht,' zei hij, 'stikdonkere nacht.' 'Ik kan natuurlijk de radio aanzetten,' dacht hij, 'maar of ik er verstandig aan doe, is de vraag.' 

Hij schakelde het toestel in.

'U hoort de tweede romance van Schumann,' zei de omroepster. Frits wachtte en liet de rook van de sigaret langs zijn nagels strijken. 'Hoort, hoort,' dacht hij, toen de muziek begonnen was. Hij legde de sigaret op de zakpijp, hield de toppen van duim en ringvinger op de ooghoeken en haalde voorzichtig adem. 'Zo is het,' fluisterde hij ...

Een dame ging aan een vleugel zitten, die dicht bij hen stond. De pick-up hield op en de dansparen wachtten. 'Vooruit,' werd er geroepen. 'Dit is het cowboylied Sluit Me Niet Op,' zei Jaap, toen de pianiste begon. Hij maakte met hoofd en hals de bewegingen van een drinkende vogel. 'Toen ik klein was,' zei Frits, 'kon ik nooit tegen pianomuziek. Een mens is een gevoelig wezen.' Jaap was tegen Joosje aan gaan leunen en bewoog zich niet meer.'Luister,' zei Frits tot Viktor en sloeg een arm om zijn schouder. 'Ben ik te ernstig?' 'Ernst op zijn tijd kan geen kwaad,' antwoordde Viktor.'Geloof je, dat wetenschap wezenlijke betekenis heeft' vroeg Frits.Viktor zweeg.De pianiste begon een andere melodie. 'Die ken ik,' zei Frits, 'dat is Geef Mij Nog Vijf Minuten. Een verrukkelijke wijs.' Hij boog zich voorover en klopte met zijn vuisten de maat op zijn knieën. 'Iedereen heeft zijn geschiedenis,' zei hij, 'maar het is zelden een belangrijke.' "

Gerard Kornelis van het Reve De Avonden, Een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.98, 111

dinsdag, december 26, 2017

De Avonden (6)

’Waarom hadden die duisternis en die regen een verblijdende betekenis?’ dacht hij. ‘Daar moet ik achter zien te komen’. ‘In de vierde klas, bij het begin van de vakantie,’ zei hij tegen zichzelf, ‘we gingen naar huis en ik had een leeg krijtenkistje gekregen. Ik stond in de gang, te wachten op het eind van de regen, want ik had geen jas bij me. En elke keer snoof ik in het kistje. Het was een lucht van hout, nieuw hout, van hars en krijt. Tot zover is het duidelijk, dat zijn de feiten. Maar de samenhang?’ ‘

Ik weet het, ‘dacht hij plotseling, ‘het is eenvoudig. De laatste uren van de schooltijd moesten somber zijn, om de overgang naar de vrije dagen des te scherper te laten uitkomen.’ 

Gerard Kornelis van het Reve in De Avonden, een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.85

De Avonden (5)

''Wat lees je?' vroeg hij, een klein boek met grijze linnen band van de schrijftafel nemend. 'Dat moet je beslist lezen,' antwoordde Viktor, daar zul je beslist veel plezier aan hebben. 'De kleine zenuwlijder, handleiding tot een fatsoenlijk leven,' zei Frits. 'Je mag het wel lenen,' zei Viktor. Frits sloeg het dicht en stak het in zijn jaszak, haalde diep adem en nam afscheid. 

Gerard Kornelis van het Reve in De Avonden, een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.81

zondag, december 24, 2017

De Avonden (4)

'Hij liep naar de keuken en stond op het punt zijn tanden te gaan poetsen, toen hij uit de slaapkaamer stemmen hoorde. Hij trad aan de deur op de gang. Zijn moeder sprak met een snelle, huilende opeenvolging van woorden. Wanneer ze uitgesproken was, hoorde Frits telkens het gebrom van zijn vaders stem. Dan was het weer stil, maar even daarna ging het voort. Opeens leek het hem, of zijn moeder rechtop in bed was gaan zitten en het huilen inhield, want hij verstond duidelijk haar stem, die luider klonk dan tevoren. 'Jij hebt nooit,' zei ze, 'nooit in je leven heb jij aan iemand anders gedacht dan aan jezelf en nooit heb je eens nagedacht of-' Frits ging weer snel de keuken binnen. 'Ik hoor niets,' zei hij, de ogen sluitend, 'ik hoor niets. Niets hoor ik.' Hij sloot de deur en poetste zijn tanden. Als de stemmen luider werden, neuriede hij in zichzelf. 'Wom wom, wom!' zong hij dan, met zware bromtrillingen in het hoofd.

... 'Hoort de kerstboodschap,' zei hij hardop, 'de heiland werd geboren. Hij stierf op Golgotha, wiedewiedewiet sjieng boem.' Toen hij in bed kroop en het dek over zich heen trok, dacht hij: 'Om middernacht moesten eigenlijk de klokken luiden, dat zou schitterend zijn.' 

Gerard Kornelis van het Reve in De Avonden, een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.63

De Avonden (3)

“In de huiskamer zag hij licht branden. Zijn vader zat aan tafel. Zijn ogen waren rood, alsof er veel in gewreven was en er liep een vuile veeg over zijn rechterwang. Af en toe snoof hij zijn slijm op. ‘Kijk,’ zei hij, toen Frits aarzelend in de kamer bleef staan, ‘hier staat het.’ Hij wees op een plaats in een boek met een zwarte band, dat open voor hem op tafel lag. ‘De rechten van de graven van Egters dateren reeds van 1384,’ las Frits. ‘Waarmee heeft dat te maken?’ dacht hij. ‘Heel interessant,’ zei hij, ‘dat moet ik morgen eens lezen.’ ‘Dat is niet voldoende,’ dacht hij. ‘Ik zal het morgen eens diepgaand bestuderen,’ voegde hij eraan toe. De radio bleek ingeschakeld te staan, want opeens zei een stem: ‘De korte pauze is geëindigd. U hoort de quickstep Dokter Jazz.’

Frits verliet de kamer. ‘Ik moet mijn gedachten stopzetten,’ herhaalde hij telkens in zichzelf bij het tandenpoetsen en uitkleden. “

Gerard Kornelis van het Reve De Avonden, Een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.50

De Avonden (2)

"Wij deinzen voor niets terug", zei hij hardop. "Het zou kinderachtig zijn weg te blijven. De beproevingen dienen in het gelaat gezien te worden."

Simon van het Reve, De Avonden, een winterverhaal, Amsterdam eerste druk 1947 p.3

 
Tweets van @Revetwalender