'Niet bizonder, maar wel ongewoon'
'Al met al heb ik een raar leven gehad, als ik erover nadenk. Niet bizonder, maar wel ongewoon, dat is misschien het juiste woord. Er schijnt in dat leven een voorzienigheid op te treden, niet een die mij ergens naar toe helpt of raad geeft, maar die mij steeds opnieuw aan iets doet ontsnappen zonder dat ik dat zelf weet. Vrolijker heeft die voorzienigheid mijn bestaan niet gemaakt, maar er misschien wel richting aan gegeven. Niettemin staan wij voor een raadsel; wij zien in de spiegel van duistere rede, en ik denk dat het ook zo moet zijn.'
Gerard Reve in: Het Boek Van Violet En Dood Amsterdam/Antwerpen 1996 p.71, 72
donderdag, maart 11, 2004
woensdag, maart 10, 2004
"Eigenlijk geloof ik maar één ding..."
' 'Eigenlijk", sprak ik langzaam, "eigenlijk geloof ik maar één ding... Ik geloof maar één enkel ding...'
'En dat is?..' vroeg professor Hemelsoet.
'Ik geloof maar één ding', herhaalde ik langzaam. Eén enkel ding...dat, nou ja...
"mijn hoop is in leven en sterven", zo heet dat toch...Eén enkel ding...Maar dat kan ik niet uitspreken...' Ik gevoelde mij duizelig worden. Er viel een zwijgen.'
Gerard Reve in Moeder en Zoon, Amsterdam/Antwerpen MCMLXXX p.289
' 'Eigenlijk", sprak ik langzaam, "eigenlijk geloof ik maar één ding... Ik geloof maar één enkel ding...'
'En dat is?..' vroeg professor Hemelsoet.
'Ik geloof maar één ding', herhaalde ik langzaam. Eén enkel ding...dat, nou ja...
"mijn hoop is in leven en sterven", zo heet dat toch...Eén enkel ding...Maar dat kan ik niet uitspreken...' Ik gevoelde mij duizelig worden. Er viel een zwijgen.'
Gerard Reve in Moeder en Zoon, Amsterdam/Antwerpen MCMLXXX p.289
zondag, maart 07, 2004
'Noch hij noch ik hadden dat beschikt'
'Het was te veel, alles wat ik in deze twee laatste sekonden dacht en gevoelde en tot een slotsom wilde voeren, maar op het bijna allerlaatste ogenblik, voordat ik de jongen zoude zien, en terwijl hij de laatste overloop onder mij reeds was gepasseerd, kwam er een wondere kalmte over mij, bijna weldadig als een vrede: er viel niets te besluiten, want het was noch de jongen zelf, die de beslissing had genomen mij te komen opzoeken, net zo min als het mijn eigen wil was geweest, die mij bewogen had op het station op het allerlaatste moment uit het treinportier mijn visitekaartje aan te reiken. Neen: hij was gekomen, en hij zoude weggaan -en heel misschien ooit, en naar alle waarschijnlijkheid nimmer meer terugkomen- maar noch hij noch ik hadden dat beschikt of zouden thans iets beschiken, omdat alles reeds, vóór alle tijden, door Iemand anders beschikt was geworden.'
Gerard Reve in Moeder en Zoon, Amsterdam/Antwerpen MCMLXXX p.198,199
'Het was te veel, alles wat ik in deze twee laatste sekonden dacht en gevoelde en tot een slotsom wilde voeren, maar op het bijna allerlaatste ogenblik, voordat ik de jongen zoude zien, en terwijl hij de laatste overloop onder mij reeds was gepasseerd, kwam er een wondere kalmte over mij, bijna weldadig als een vrede: er viel niets te besluiten, want het was noch de jongen zelf, die de beslissing had genomen mij te komen opzoeken, net zo min als het mijn eigen wil was geweest, die mij bewogen had op het station op het allerlaatste moment uit het treinportier mijn visitekaartje aan te reiken. Neen: hij was gekomen, en hij zoude weggaan -en heel misschien ooit, en naar alle waarschijnlijkheid nimmer meer terugkomen- maar noch hij noch ik hadden dat beschikt of zouden thans iets beschiken, omdat alles reeds, vóór alle tijden, door Iemand anders beschikt was geworden.'
Gerard Reve in Moeder en Zoon, Amsterdam/Antwerpen MCMLXXX p.198,199
Abonneren op:
Posts (Atom)