De Avonden 4
'Om middernacht moesten eigenlijk de klokken luiden,
dat zou schitterend zijn.'
'Hij liep naar de keuken en stond op het punt zijn tanden te gaan poetsen, toen hij uit de slaapkaamer stemmen hoorde. Hij trad aan de deur op de gang. Zijn moeder sprak met een snelle, huilende opeenvolging van woorden. Wanneer ze uitgesproken was, hoorde Frits telkens het gebrom van zijn vaders stem. Dan was het weer stil, maar even daarna ging het voort. Opeens leek het hem, of zijn moeder rechtop in bed was gaan zitten en het huilen inhield, want hij verstond duidelijk haar stem, die luider klonk dan tevoren. 'Jij hebt nooit,' zei ze, 'nooit in je leven heb jij aan iemand anders gedacht dan aan jezelf en nooit heb je eens nagedacht of-' Frits ging weer snel de keuken binnen. 'Ik hoor niets,' zei hij, de ogen sluitend, 'ik hoor niets. Niets hoor ik.' Hij sloot de deur en poetste zijn tanden. Als de stemmen luider werden, neuriede hij in zichzelf. 'Wom wom, wom!' zong hij dan, met zware bromtrillingen in het hoofd.
...
'Hoort de kerstboodschap,' zei hij hardop, 'de heiland werd geboren. Hij stierf op Golgotha, wiedewiedewiet sjieng boem.' Toen hij in bed kroop en het dek over zich heen trok, dacht hij: 'Om middernacht moesten eigenlijk de klokken luiden, dat zou schitterend zijn.'
Gerard Kornelis van het Reve in De Avonden, een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.63
zaterdag, december 25, 2004
vrijdag, december 24, 2004
De Avonden 3
Maar op den duur word je toch kaal...daar is geen ontkomen aan.'
'Ik vraag me vaak af,' zei Frits, 'waardoor kaalhoofdigheid wordt veroorzaakt. Het treedt alleen op bij mannen. En de haargroei op andere plekken van het lichaam gaat gewoon door.'
'De wortels op het hoofd sterven af,' zei Jaap. 'Wat een wijsheid,' zei Frits, 'dat weet ik ook. Dat is zoiets als: er komt geen regen als het droog blijft. Ik heb wel eens gedacht, dat het komt, doordat de schedel groter wordt en de huid er erg strak op gespannen zit. Daardoor wordt de bloedtoevoer afgeknepen. Zou dat kunnen?' Jaap zweeg.
'Het gaat sneller hè?' ging Frits voort. 'Het is bij jou niet te stuiten, wel?''Laat ik je zeggen,' zei Jaap, met de rechterhand over zijn hoofd strijkend, 'dat het uitvallen al een maand of twee stilstaat. Je hebt gevallen, dat het erg dun geworden is, maar dan niet meer dunner wordt: zo'n geval ben ik,'
'Maar op den duur word je toch kaal, net als alle anderen,' zei Frits, daar is toch geen ontkomen aan.'
Gerard Kornelis van het Reve in De Avonden, een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.47,49
Maar op den duur word je toch kaal...daar is geen ontkomen aan.'
'Ik vraag me vaak af,' zei Frits, 'waardoor kaalhoofdigheid wordt veroorzaakt. Het treedt alleen op bij mannen. En de haargroei op andere plekken van het lichaam gaat gewoon door.'
'De wortels op het hoofd sterven af,' zei Jaap. 'Wat een wijsheid,' zei Frits, 'dat weet ik ook. Dat is zoiets als: er komt geen regen als het droog blijft. Ik heb wel eens gedacht, dat het komt, doordat de schedel groter wordt en de huid er erg strak op gespannen zit. Daardoor wordt de bloedtoevoer afgeknepen. Zou dat kunnen?' Jaap zweeg.
'Het gaat sneller hè?' ging Frits voort. 'Het is bij jou niet te stuiten, wel?''Laat ik je zeggen,' zei Jaap, met de rechterhand over zijn hoofd strijkend, 'dat het uitvallen al een maand of twee stilstaat. Je hebt gevallen, dat het erg dun geworden is, maar dan niet meer dunner wordt: zo'n geval ben ik,'
'Maar op den duur word je toch kaal, net als alle anderen,' zei Frits, daar is toch geen ontkomen aan.'
Gerard Kornelis van het Reve in De Avonden, een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.47,49
donderdag, december 23, 2004
De Avonden 2
'Niemand weet wat een menselijke woning inhoudt'
'De muziek eindigde. Hij stond op, liep tijdens het applaus de zaal uit, schoot zijn jas aan, holde de trap af en stond buiten. Hij spuugde op de grond en liep in een flinke pas naar huis.
In de woning zag hij nergens licht branden. Hij bekeek de gevel. 'Niemand weet wat een menselijke woning inhoudt,' zei hij zacht. Hij ging langzaam de trap op en trad de gang binnen. Alles was donker. 'Ze zijn thuis,' dacht hij, stak het licht op en zag de jassen van zijn ouders aan de kapstok hangen. Hij poetste zijn tanden en ging in de slaapkamer op het bed zitten. Daarna schoof hij het gordijn voor de onderste planken van zijn boekenkast weg en bekeek een lange rij boeken en blauwe, groene, oranje en grijze schriften. Hij bleef er lange tijd op staren.
'Ik moet die rommel wegdoen,' zei hij zacht. 'Het huis uit, helemaal weg. Geen restje meer. 'Wie is zo gek, wie is zo krankzinnig om naar zoiets heen te gaan?' dacht hij. 'Ik,' zei hij hardop. 'Ik, Frits van Egters.'
Gerard Kornelis van het Reve in De Avonden, een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.35,36
'Niemand weet wat een menselijke woning inhoudt'
'De muziek eindigde. Hij stond op, liep tijdens het applaus de zaal uit, schoot zijn jas aan, holde de trap af en stond buiten. Hij spuugde op de grond en liep in een flinke pas naar huis.
In de woning zag hij nergens licht branden. Hij bekeek de gevel. 'Niemand weet wat een menselijke woning inhoudt,' zei hij zacht. Hij ging langzaam de trap op en trad de gang binnen. Alles was donker. 'Ze zijn thuis,' dacht hij, stak het licht op en zag de jassen van zijn ouders aan de kapstok hangen. Hij poetste zijn tanden en ging in de slaapkamer op het bed zitten. Daarna schoof hij het gordijn voor de onderste planken van zijn boekenkast weg en bekeek een lange rij boeken en blauwe, groene, oranje en grijze schriften. Hij bleef er lange tijd op staren.
'Ik moet die rommel wegdoen,' zei hij zacht. 'Het huis uit, helemaal weg. Geen restje meer. 'Wie is zo gek, wie is zo krankzinnig om naar zoiets heen te gaan?' dacht hij. 'Ik,' zei hij hardop. 'Ik, Frits van Egters.'
Gerard Kornelis van het Reve in De Avonden, een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.35,36
woensdag, december 22, 2004
De Avonden 1
De held van deze geschiedenis
"Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte. Hij keek op zijn lichtgevende horloge, dat aan een spijker hing. 'Kwart voor zes,' mompelde hij, 'het is nog nacht.' Hij wreef zich in het gezicht. 'Wat een ellendige droom,' dacht hij. 'Waar ging het over? Langzaam kon hij zich de inhoud te binnen brengen. Hij had gedroomd, dat de huiskamer vol bezoek was. 'Het wordt dit weekend goed weer,' zei iemand. Op het zelfde ogenblik kwam een man met een bolhoed binnen. Niemand lette op hem en hij werd door niemand begroet, maar Frits bekeek hem scherp. Opeens viel de bezoeker met een zware bons op de grond..........."
Gerard Kornelis van het Reve in De Avonden, een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.5
De held van deze geschiedenis
"Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte. Hij keek op zijn lichtgevende horloge, dat aan een spijker hing. 'Kwart voor zes,' mompelde hij, 'het is nog nacht.' Hij wreef zich in het gezicht. 'Wat een ellendige droom,' dacht hij. 'Waar ging het over? Langzaam kon hij zich de inhoud te binnen brengen. Hij had gedroomd, dat de huiskamer vol bezoek was. 'Het wordt dit weekend goed weer,' zei iemand. Op het zelfde ogenblik kwam een man met een bolhoed binnen. Niemand lette op hem en hij werd door niemand begroet, maar Frits bekeek hem scherp. Opeens viel de bezoeker met een zware bons op de grond..........."
Gerard Kornelis van het Reve in De Avonden, een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.5
Abonneren op:
Posts (Atom)