De Avonden (2)
'Alles is te begrijpen, wanneer men er moeite toe doet.'
"Het programma werd voortgezet met een kort concert in drie delen. Toen dit was geëindigd, was het tien voor tien. Het volgende nummer was het Impromptu van Schubert. De tere, doordringende muziek steeg langzaam op.
'Drieëntwintig jaar ben ik nu,' dacht hij. 'Het eerste jaar, dat was in zevenendertig of in zesendertig?' Hij hield zijn linkeroor losjes vast. 'Het tweede jaar,' fluisterde hij, 'hoe was het? Hoe is het geweest? Is alles te begrijpen? Waarom is er toen niet een briefje verzonden? ' Hij sloot zijn ogen, die hij aldoor half dichtgeknepen had gehouden, geheel. De muziek bereikte een luid en snel gedeelte. 'Toch moet ik het nauwkeurig me kunnen herinneren en weten, waarom het zo was,' zei hij bij zichzelf. 'Alles is te begrijpen, wanneer men er moeite toe doet.'
De muziek eindigde. Hij stond op, liep nog tijdens het applaus de zaal uit, schoot zijn jas aan, holde de trap af en stond buiten. Stilstaand, hoorde hij violen stemmen. Hij spuugde op de grond en liep in een flinke pas naar huis. "
Gerard Kornelis van het Reve De Avonden, Een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.35
zaterdag, december 23, 2006
vrijdag, december 22, 2006
De Avonden (1)
'Muziek, dat helpt. '
"Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte. Hij keek op zijn lichtgevend horloge, dat aan een spijker hing. 'Kwart voor zes, 'mompelde hij, 'het is nog nacht. 'Hij wreef zich in zijn gezicht. 'Wat een ellendige droom,' dacht hij. 'waar ging het over?' Langzaam kon hij zich de inhoud te binnen brengen. Hij had gedroomd, dat de huiskamer vol bezoek was. 'Het wordt dit weekend goed weer,' zei iemand. Op hetzelfde ogenblik kwam een man met een bolhoed binnen. Niemand lette op hem en hij werd door niemand begroet, maar Frits bekeek hem scherp. Opeens viel de bezoeker met een zware bons op de grond.
'Was dat alles?' dacht hij. 'wat gebeurde er verder? Niets, geloof ik.' Hij sliep weer in. De droom ging voort, waar hij was opgehouden. De man lag, met de bolhoed over zijn gezicht gedrukt, in een zware doodskist, die in een hoek van de kamer op een lage tafel stond. 'Die tafel ken ik niet,' dacht hij, 'zou die geleend zijn?' Hij keek in de kist en zei luid: 'Daar zitten we in ieder geval morgen mee opgescheept.' 'Dat hoeft niet,' zei een man met een kaal hoofd, een rood gezicht en een bril, 'wedden, dat ik de begrafenis nog op vanmiddag twee uur geregeld kan krijgen?'
Hij werd opnieuw wakker. Het was twintig minuten over zes. 'Ik ben al uitgeslapen,' zei hij bij zichzelf, 'daarom word ik zo vroeg wakker. Ik heb nog een flink uur.'
Hij sluimerde langzaam in en trad voor de derde maal de huiskamer binnen. Er was niemand. Hij liep op de kist toe, keek erin en dacht: 'Hij is dood en begint te bederven.' Opeens was de gestalte bedekt met allerlei timmermanswerktuigen, die tot de rand van de kist lagen opgestapeld: hamers, grote boren, zagen, waterpassen, schaven, zakjes met spijker en tangen. Alleen de rechterhand van de dode stak er bovenuit.
'Er is geen mens,' dacht hij, 'in het hele huis is niemand; wat moet ik doen?
Muziek, dat helpt.' "
Gerard Kornelis van het Reve De Avonden, Een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.5
'Muziek, dat helpt. '
"Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte. Hij keek op zijn lichtgevend horloge, dat aan een spijker hing. 'Kwart voor zes, 'mompelde hij, 'het is nog nacht. 'Hij wreef zich in zijn gezicht. 'Wat een ellendige droom,' dacht hij. 'waar ging het over?' Langzaam kon hij zich de inhoud te binnen brengen. Hij had gedroomd, dat de huiskamer vol bezoek was. 'Het wordt dit weekend goed weer,' zei iemand. Op hetzelfde ogenblik kwam een man met een bolhoed binnen. Niemand lette op hem en hij werd door niemand begroet, maar Frits bekeek hem scherp. Opeens viel de bezoeker met een zware bons op de grond.
'Was dat alles?' dacht hij. 'wat gebeurde er verder? Niets, geloof ik.' Hij sliep weer in. De droom ging voort, waar hij was opgehouden. De man lag, met de bolhoed over zijn gezicht gedrukt, in een zware doodskist, die in een hoek van de kamer op een lage tafel stond. 'Die tafel ken ik niet,' dacht hij, 'zou die geleend zijn?' Hij keek in de kist en zei luid: 'Daar zitten we in ieder geval morgen mee opgescheept.' 'Dat hoeft niet,' zei een man met een kaal hoofd, een rood gezicht en een bril, 'wedden, dat ik de begrafenis nog op vanmiddag twee uur geregeld kan krijgen?'
Hij werd opnieuw wakker. Het was twintig minuten over zes. 'Ik ben al uitgeslapen,' zei hij bij zichzelf, 'daarom word ik zo vroeg wakker. Ik heb nog een flink uur.'
Hij sluimerde langzaam in en trad voor de derde maal de huiskamer binnen. Er was niemand. Hij liep op de kist toe, keek erin en dacht: 'Hij is dood en begint te bederven.' Opeens was de gestalte bedekt met allerlei timmermanswerktuigen, die tot de rand van de kist lagen opgestapeld: hamers, grote boren, zagen, waterpassen, schaven, zakjes met spijker en tangen. Alleen de rechterhand van de dode stak er bovenuit.
'Er is geen mens,' dacht hij, 'in het hele huis is niemand; wat moet ik doen?
Muziek, dat helpt.' "
Gerard Kornelis van het Reve De Avonden, Een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.5
woensdag, december 20, 2006
'Die zonderlinge wereld van licht en leven die wij toneel en drama noemen..'
"Wat er van haar geworden mag zijn, en waar zij zich ter wereld bevinde, als zij nog leeft: mogen Gods genade en liefde haar pad verlichten; en zo zij niet meer in dit leven is: mogen haar dan, uit die zonderlinge wereld van licht en leven die wij toneel en drama noemen, de engelen geleiden naar het eeuwig Licht, en tot het eeuwig Leven."
Gerard Reve, Oud en Eenzaam Amsterdam/Brussel MCMLXXXVIII p.122
(slot van de Jane Raleigh-episode hfst 5 t/m 13)
"Wat er van haar geworden mag zijn, en waar zij zich ter wereld bevinde, als zij nog leeft: mogen Gods genade en liefde haar pad verlichten; en zo zij niet meer in dit leven is: mogen haar dan, uit die zonderlinge wereld van licht en leven die wij toneel en drama noemen, de engelen geleiden naar het eeuwig Licht, en tot het eeuwig Leven."
Gerard Reve, Oud en Eenzaam Amsterdam/Brussel MCMLXXXVIII p.122
(slot van de Jane Raleigh-episode hfst 5 t/m 13)
maandag, december 18, 2006
Als een zoeken op de tast...
"Ik weet nog steeds niet, hoe alles gekomen is. Als ik terugdenk aan het verleden, dan moet ik vaststellen dat mijn leven zich altijd min of meer blindelings heeft afgespeeld, als een zoeken op de tast, zonder systeem, waarbij ik mij in de bizarste situaatsies heb laten voeren."
Gerard Reve Oud en Eenzaam Amsterdam MCMlXXXIV p.42
"Ik weet nog steeds niet, hoe alles gekomen is. Als ik terugdenk aan het verleden, dan moet ik vaststellen dat mijn leven zich altijd min of meer blindelings heeft afgespeeld, als een zoeken op de tast, zonder systeem, waarbij ik mij in de bizarste situaatsies heb laten voeren."
Gerard Reve Oud en Eenzaam Amsterdam MCMlXXXIV p.42
zondag, december 17, 2006
'Morgen zal ik wederom wandelen. Cras ambulabo'
"De bok aan de overkant genoot volop, van het fraaie weder en van al die grappige vierkante dingen op wielen, die zo maar en voor niets voorbijgingen. Het leven was nog niet zo kwaad...Welneen, het was een vrolijke boel, een komedie...Of een tragedie? Betekende overigens het woord tragedie eigenlijk niet 'bokkenzang'? Ik had niet voor niets Voorbereidend Hoger Onderwijs genoten. De onvergetelijke woorden van mijn leraar Vreeken, op het gymnasium, vielen mij in, bij wie ik één vol schooljaar lang een 10 (tien) voor Latijn had gekregen, en die ons eens, op zijn eigen onnavolgbare wijze het nut van de studie der klassieke talen had uiteengezet. 'Als je van school afkomt' -het was de tijd van de Grote Crisis en de massale werkloosheid- dan kun je in het Latijn zeggen:"Ik wandel. Ambulo. Morgen zal ik wederom wandelen. Cras ambulabo."'
Gerard Reve Oud en Eenzaam Amsterdam MLXXXIV p.284,285 (slotregels)
"De bok aan de overkant genoot volop, van het fraaie weder en van al die grappige vierkante dingen op wielen, die zo maar en voor niets voorbijgingen. Het leven was nog niet zo kwaad...Welneen, het was een vrolijke boel, een komedie...Of een tragedie? Betekende overigens het woord tragedie eigenlijk niet 'bokkenzang'? Ik had niet voor niets Voorbereidend Hoger Onderwijs genoten. De onvergetelijke woorden van mijn leraar Vreeken, op het gymnasium, vielen mij in, bij wie ik één vol schooljaar lang een 10 (tien) voor Latijn had gekregen, en die ons eens, op zijn eigen onnavolgbare wijze het nut van de studie der klassieke talen had uiteengezet. 'Als je van school afkomt' -het was de tijd van de Grote Crisis en de massale werkloosheid- dan kun je in het Latijn zeggen:"Ik wandel. Ambulo. Morgen zal ik wederom wandelen. Cras ambulabo."'
Gerard Reve Oud en Eenzaam Amsterdam MLXXXIV p.284,285 (slotregels)
Abonneren op:
Posts (Atom)