"Ik wil u een van de grootste gedichten uit onze literatuur voorlezen, een niet van mij. Wel van Gerard, maar van Gerard den Brabander, die al net zo min als Herman Heijermans een lezing van mij heeft bijgewoond, al kenden wij elkaar oppervlakkig, en al heb ik hem begraven, in 1968, en zowaar aan zijn geopende groeve enkele woorden gesproken. Ik refereerde daarin aan een nachtelijk gesprek met de dichtervorst in Greonterp, over het wereldraadsel. Den Brabander zeide toen opeens in de discussie: 'Als er daarginds geen kroegen zijn interesseert het me geen bal.' Aan het graf vertelde ik dat, en ik besloot mijn woorden als volgt: 'Of er een "daarginds" is of niet, dat weet niemand. Maar áls er een daarginds is, en als God Liefde is, dan zijn er daarginds ook kroegen.' Bij het condoleren in de koffiekamer bedankte de weduwe me met de woorden: 'U hebt voor de vrolijke noot gezorgd.' Maar dit alles terzijde.
Ik wil u het volgende aantonen, dat ook Den Brabander zich van die
Vergroting Door Verkleining terdege bewust is geweest. Voordat hij aan de eigenlijke mededeling van zijn gedicht begint, zegt hij dat hij
klein is, en een
slaaf. Een hij relativeert onderweg het medegedeelde door de woorden
schraal, dun, kleine, simpel en
boers(..)
Ik kleine slaaf van poëzie en taal,
mij was ter borst de eerste melk al schraal.
Zó droef, zó dun klonk 't moedermonds verhaal,
waar het kanon in doorklonk van Transvaal,
en zó vol tranen was het kleine lied
van bruut verraad en simpels boers verdriet,
dat, wat mij voedde, woord en melk en brood,
dit à doortrokken was van dood en dood.
Gerard Reve
in
Zelf schrijver worden Den Haag 1995 p.51, 52