Eenvoud
'Dat U in zo'n eenvoudige straat woont, Mijnheer. dat begrijp ik niet..' 'Maar ik ben toch ook een eenvoudige man, Majesteit, van zeer eenvoudige afkomst?' 'O, juist.' Maar echt begrijpen deed ze het niet, geloof ik. Ik bedoel, je kunt je opwerken, maatschappelijk, maar je blijft toch de jongen die je bent, wat jij, kunstbroeder? Op slagvelden gevochten, gevangen gezeten in die vesting, al die jaren lang tot ik gratie kreeg; arbeider geweest, metselaar, butler, reiziger in strijkbouten, verpleger, houthakker: je blijft toch een gewone jongen. Dan kan je toch het beste in een gewone arbeidersstraat blijven wonen, in plaats van het hoog in de kop te krijgen? '
in: Gerard Kornelis van het Reve, De taal de Liefde, Amsterdam 1972
maandag, september 01, 2003
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten