De Avonden 2
'Niemand weet wat een menselijke woning inhoudt'
'De muziek eindigde. Hij stond op, liep tijdens het applaus de zaal uit, schoot zijn jas aan, holde de trap af en stond buiten. Hij spuugde op de grond en liep in een flinke pas naar huis.
In de woning zag hij nergens licht branden. Hij bekeek de gevel. 'Niemand weet wat een menselijke woning inhoudt,' zei hij zacht. Hij ging langzaam de trap op en trad de gang binnen. Alles was donker. 'Ze zijn thuis,' dacht hij, stak het licht op en zag de jassen van zijn ouders aan de kapstok hangen. Hij poetste zijn tanden en ging in de slaapkamer op het bed zitten. Daarna schoof hij het gordijn voor de onderste planken van zijn boekenkast weg en bekeek een lange rij boeken en blauwe, groene, oranje en grijze schriften. Hij bleef er lange tijd op staren.
'Ik moet die rommel wegdoen,' zei hij zacht. 'Het huis uit, helemaal weg. Geen restje meer. 'Wie is zo gek, wie is zo krankzinnig om naar zoiets heen te gaan?' dacht hij. 'Ik,' zei hij hardop. 'Ik, Frits van Egters.'
Gerard Kornelis van het Reve in De Avonden, een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.35,36
donderdag, december 23, 2004
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten