‘Niets van de woorden verstaand, maar alles begrijpend.’
‘In mijn mijmeringen werd het beeld van zijn verschijning merkwaardigerwijze duidelijker dan het gedurende de verwarrende ogenblikken geweest was, toen hij nog vóór mij stond. Bij de herinnering van zijn verlegen glimlach, het korte groetende gebaar van zijn hand en de bewegingen van zijn lichaam terwijl hij aan de bromfiets bezig was geweest, zag ik hem in mijn verbeelding vóór mij, terwijl hij zich in een oud vermolmd houten washok met een goedkoop, groot vierkant stuk zeep stond te wassen. Hij was arm, en er was weinig vreugde in zijn leven. Samen met zijn hond, op zijn bromfiets, bood hij uiterlijk een tafereel van een vertrouwelijk, vertederend geluk, maar dat was slechts schijn. Hij droeg een verdriet bij zich, dat hem eenzaam maakte en waarover hij met niemand kon praten. Had ik de moed gehad hem aan te spreken, dan was hij misschien, niet onmiddellijk, maar nadat ik hem op zijn gemak had gesteld, moeizaam en telkens bevreesd ophoudend, mij zijn verhaal beginnen te vertellen, want hij was even schuw als verlangend bij iemand hulp en bescherming te vinden.
Maar wat was dat verdriet? Ik wist het niet, maar het bewoog hem, de eenzaamheid te zoeken, om alleen te zijn en erover na te denken, en zachtjes zijn klacht uit te spreken tegen zijn hond, die trouw naar zijn geliefde jonge baasje luisterde, niets van de woorden verstaand, maar alles begrijpend.’
Gerard Reve in Oud en Eenzaam Amsterdam/Brussel MCMLXXVIII p. 34, 35
vrijdag, december 17, 2004
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten