'Enerlei adem en dezelfde stem. "
"Ik zweeg, Woelrat bewoog zich niet, en staarde naar het plafond. De stilte die inviel, begon zich te vullen met het verleden, en spoedig zou ik wederom moeten denken aan de doden. Het verleden rukte telkens verder op, en schoof nader: het scheen, of het probeerde ons in te halen, wat vreemd was, want het was immers ergens terugwaarts in de tijd geschied en zou daar, onbeweeglijk, voor immer dienen te blijven. De doden waren ver achter mij aan de kant van mulle wegen in donkere huiverende dennenwouden, in de naaldbedekte grond besteld, en de opgehoogde aarde van hunne graven was reeds verstoven en weggespoeld door wind en regen, en onvindbaar geworden. Niettemin marcheerden zij in onze rijen mede. Waren zij werkelijk wel gedoden, en hadden wij eigenlijk niet met hen 'enerlei adem' en dezelfde stem? Zij klaagden, beschuldigend en verwijtend, de doden, hardnekkig iets bewerend waarmede niemand het eens of oneens kon zijn, en hunne stemmen waren van eenzelfde hese klacht als de onze."
Gerard Reve, Lieve Jongens Amsterdam/Antwerpen 1994, vierde druk p. 9
Beginpassage van hoofdstuk I Het Volle Leven
zondag, oktober 01, 2006
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten