"In de spiegel van een duistere rede"
'God had het zo gesteld, dat ik veroordeeld of geroepen was, de enig werkelijke Liefde en geen andere te zoeken, waarbij ik haar nooit anders dan uit de verte zoude mogen zien, onherkenbaar vervormd 'in de spiegel van een duistere rede', en nooit 'van aangezicht tot aangezicht', en haar nooit zoude mogen aanraken, net zo min als enig mens God kon zien of aanraken en kon leven. Zo zat het en niet anders. Het was min of meer mijn hel, of op zijn minst mijn vagevuur, en onbegrijpelijk, mijn begrip en dat van ieder mens te boven gaand, maar Hij had het, in Zijn onmetelijke genade jegens mij, aldus beschikt, en daarom was het goed...In Hem 'bewoog' -ik grinnikte even bij dit woord, dubbelzinnig als het op dit ogenblik was- 'en leefde' ik, uitverkoren om op volmaakte wijze te mogen gehoorzamen aan Zijn wil. "Geloofd weze Zijn naam'..'
Gerard Reve, in Moeder en Zoon, Amsterdam/Antwerpen MCMLXXX p.182
woensdag, oktober 11, 2006
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten