donderdag, december 31, 2009

'Het is gezien,' mompelde hij, 'het is niet onopgemerkt gebleven.'

'Ik leef,' fluisterde hij, 'ik adem, ik beweeg, dus ik leef. Wat kan er nog gebeuren? Er kunnen rampen komen, pijnen, verschrikkingen. Maar ik leef. Ik kan opgesloten zijn, of door gruwelijke ziekten worden bezocht. Maar steeds adem ik, en beweeg ik. En ik leef.' Hij liep terug naar de keuken, voltooide het poetsen en betrad zijn slaapkamer. 'Konijn,' zei hij, het konijn op de arm nemend, 'je straf is ingetrokken, gezien je grootste verdiensten voor de zaak. 'Hij zette het dier op de schrijftafel, sloot de gordijnen en begon zich uit te kleden. Toen hij gereed was, trommelde hij zich met de vuisten op de borst, en betastte zijn lichaam. Hij kneep in het vel van de nek, in de buik, de kuiten en de dijen. ' Alles is voorbij,' fluisterde hij, 'het is overgegaan. Het jaar is er niet meer. Konijn, ik ben levend. Ik adem, en ik beweeg, dus ik leef. Is dat duidelijk? Welke beproevingen ook komen, ik leef.' Hij zoog de borst vol adem en stapte in bed. 'Het is gezien,' mompelde hij, 'het is niet onopgemerkt gebleven.' Hij strekte zich uit en viel in een diepe slaap.

Simon van het Reve, De Avonden,een winterverhaal Amsterdam 1947 p.237
"Uit de diepten heb ik geroepen.."

" 'Uit de diepten heb ik geroepen,' zei hij bij zichzelf, 'maar mijn stem is niet gehoord. Bessen-appel. Nu ga ik op weg naar huis. Eeuwige, enige, onze God, ik ga naar mijn ouders.' Zijn ogen werden vochtig.
'Eeuwige, enige, almachtige, onze God,' zei hij zacht, 'vestig uw blik op mijn ouders. Zie hen in hun nood. Wend uw blik niet af.' 'Luister,' zei hij, 'mijn vader is doof als de pest. Hij hoort weinig, het is niet de moeite van het noemen waard. Schiet voor de grap een kanon bij zijn oor af. dan vraagt hij, of er gebeld wordt. hij slurpt bij het eten. Hij schept suiker met de dessertlepel. Hij neemt het vlees in zijn vingers. Hij laat winden, zonder dat iemand er een nodig heeft. Hij weet niet, waar de gulden in moet. Als hij een ei pelt, weet hij niet, waar de schaal heen moet. Hij vraagt in het Engels, of er nog nieuws is. Hij mengt het eten op zijn bord door elkaar. Eeuwige
God, ik weet, dat het niet ongezien is gebleven.'
Er passeerde hem een groep van zes meisjes, die naast elkaar gearmd, nu eens hard holden, dan weer hun vaart inhielden. 'Hij morst bij het uitkloppen van zijn pijp,'  fluisterde hij, toen ze voorbij waren. 'Hij maakt postzegels weg. Niet expres, maar hij maakt ze weg. Je bent ze kwijt, en daar gaat het toch maar om. Hij veegt zijn vingers af aan zijn kleren. Hij zet de radio af. Als ik sol zeg met de vork, denkt hij, dat ik gek ben. En hij prikt in de schalen. Dat is onrein. En vaak heeft hij geen das aan. maar groot is zijn goedheid.' Hij bleef staan en tuur over het water. 'Zie mijn moeder,' zegt hij zacht. 'ze zegt, dat ik gezellig thuis moet blijven. Dat ik de witte slipover aan moet doen. Ze bakt oliebollen met verkeerde stukjes appel. Dat zal ik u bij gelegenheid wel eens uitleggen. Zij maakt de kachel aan met een heleboel rook. En ze heeft de zoldersleutels laten verbranden. Almachtige, eeuwige, ze dacht dat ze wijn kocht, maar het was vruchtensap. De lieve, de goede. Bessen-appel. Ze gaat met haar kop heen en weer. Ze is mijn moeder. Zie haar onmetelijke goedheid.'  Hij veegde met zijn mouw een traan uit zijn rechterooghoek en liep verder.
'Duizend jaren zijn voor u als de dag van gisteren,' ging hij voort, 'en als een wake in de nacht. Zie de dagen van mijn ouders. De ouderdom nadert, ziekten nemen bezit van hen, en er is geen hoop. De dood nadert, en het graf gaapt. Een graf is het eigenlijk niet, want ze komen in een urn: daar betalen we elke week voor.' Hij schudde het hoofd.
'Zie hen,'  fluisterde hij. 'Er is voor hen geen hoop. Ze leven in eenzaamheid. waar ze om zich heen tasten, is leegte. Hun lichamen zijn een prooi van het verval. Haar heeft hij nog wel op zijn kop, een flinke bos. Nee, kaal is hij niet. Maar dat komt nog wel.' 
Hij had de huisdeur bereikt. 'Vrede,' dacht hij, 'het is voorbij. Het is vrede. Een verheven blijmoedigheid stijgt op.' Met voorovergebogen hoofd ging hij naar binnen, klom zacht de trap op en liep langzaam door de gang. in de huiskamer stond zijn vader in ondergoed bij de kachel. 'Goedenavond,'  zei Frits. 'Zo, mijn jongen,'  antwoordde de man. 'Hoe kan iemand zo'n uitpuilende buik krijgen?'  dacht Frits. 'Een zwangere huisknecht.'  'Almachtige God,' zei hij bij zichzelf, 'zie dit. Hoe heet zulk ondergoed met hemd en onderbroek uit één stuk? Hansop, geloof ik.'  Hij bekeek de kleding nauwlettend. Aan de achterkant, onder aan de rug, was een lange, vertikale spleet, die open stond. 'Ik kan zijn reet zien,' dacht hij. ' De klep om te kakken staat open.' 'Almachtige God,'  zei hij bij zichzelf, 'zie toe: zijn reet is te zien. Zie deze man. Het is mijn vader. behoed hem. Bescherm hem. Leid hem in vrede. Hij is uw kind.' "


Gerard Kornelis van het Reve, De Avonden, Een Winterverhaal, Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p. 194, 195

vrijdag, december 25, 2009

"Ik heb Kerstmis altijd een mooi feest gevonden, maar ook een erg treurig feest..."



foto © E.H. augustus 2006 Notre Dame de Bethleem, Abbatiale de Saint Jean aux Bois

" Ik heb Kerstmis altijd een mooi feest gevonden, maar ook een erg treurig feest. daaraan moet ik wel toevoegen, dat ik geen feest ken, dat niet een treurig feest is.
Over Kerstmis heb ik zelden of nooit iets gelezen, dat niet om de zaak waar het om gaat, dom, handig of huichelachtig heendraaide.
Ik vat de Schrift ernstig op, maar niet letterlijk, en ik acht het vasthouden aan de historiciteit van het evangelie -zoals eertijds aan die van het paradijsverhaal- een ernstige bedreiging van het voortbestaan van het christendom. Wel buig ik mij voor het Mysterie van de onmetelijke en levendmakende waarheid, die in het evangelieverhaal wordt vertolkt.
Het verhaal leert ons, dat de menswording geen geringe opdracht is; dat, wanneer de Waarheid geboren moet worden er voor haar geen plaats is, noch in een huis, noch in een zo onpersoonlijk verblijf als een logement: de bevalling moet plaatsvinden in een stal, in aanwezigheid van de twee nederigste en meest onderworpen dieren. Ik acht het van nog diepere betekenis, dat deze Geboorte bovendien onwettig is en dat God geboren moet worden uit een ongehuwde moeder.
Of de duisternis het Licht ooit zal begrijpen, daaraan moet ik diep en bitter twijfelen. Maar wel geloof ik in het Licht dat schijnt in de duisternis, in alle eeuwigheid."

Gerard Reve Verzameld Werk deel 6 Amsterdam/Antwerpen 2001 p.436, 437 (oorspronkelijk verschenen in De Strijdkreet, kerst 1969)


*foto E.H. augustus 2006 Notre Dame de Bethleem, Abbatiale de Saint Jean aux Bois

woensdag, december 23, 2009

De Avonden (dag 2)

"Wij deinzen voor niets terug", zei hij hardop. "Het zou kinderachtig zijn weg te blijven. De beproevingen dienen in het gelaat gezien te worden."

Simon van het Reve, De Avonden, een winterverhaal, Amsterdam eerste druk 1947 p.30

dinsdag, december 22, 2009

De Avonden (dag 1)

“Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de twee en twintigste December 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters ontwaakte. Hij keek op zijn lichtgevend horloge, dat aan een spijker hing…”

Simon van het Reve, De Avonden, een winterverhaal, Amsterdam eerste druk 1947 p. 5

maandag, december 14, 2009

 Oost, West

Ik ben wel thuis, maar houd de deur op slot.
Zodoende denken ze, als ze aan de deur komen,
Dat ik niet thuis ben.
Maar ik ben er wel.
Het is waarlijk juist en passend
Dat ze denken dat ik niet thuis ben,
Want ik wil alleen zijn, met U,
En tegen U praten en schreeuwen, al geeft U geen antwoord

Gerard Reve in Nader tot U, Amsterdam 1966

donderdag, december 10, 2009

De pest van onze tijd

"De pest van onze tijd is die bijna onbestrijdbare, want karakterloze, lof der lamlendigheid en de zogenaamde leutigheid, die gekenmerkt wordt door angst voor vormgeving, angst voor stilering, angst voor interpretaatsie, voor inzet en voor een eigen oordeel...."

Gerard Reve, in Schoon Schip 1945-1984 Amsterdam MCMLXXXIV

donderdag, december 03, 2009

 Kampeerders op de barre vlakte

"Want zijn wij niet allen kampeerders op de barre vlakte die wij Aarde en Bestaan noemen? Zich behelpen maar ook in die tent rommelen dat het een aard heeft"

Gerard Reve in Moedig Voorwaarts, Brieven aan Bert en Netty de Groot 1974-1997 Amsterdam/Antwerpen 2007 p.496

woensdag, december 02, 2009

Het weder

Dan het weder. Ten eerste komt het van Godt en kan dus nooit slecht zijn; ten tweede is het in een huis, een trein of een automobiel altijd goed weder; ten derde is het weder gratis, dus wat mag men verwachten?

Gerard Reve in Moedig Voorwaarts, Brieven aan Bert en Netty de Groot 1974-1997 Amsterdam/Antwerpen 2007 p.488

woensdag, november 25, 2009

Oefening van geloof

Wie Zij is, waar Zij is,
En of Zij is - dat weet ik niet.
Ik weet alleen maar dat ik leef
En kan schrijven

Gerard Reve in Verzameld Werk deel 6 Amsterdam/Antwerpen 2001 p. 471

zondag, november 22, 2009

"..En er is prachtige muziek bij gemaakt."

Wat je ook nog kunt doen als uiterste middel is katholiek worden. Je wordt slanker en jonger en je slaapt een stuk beter. Het gelijkt een beetje op het communisme, en laat iedereen met rust. En er is prachtige muziek bij gemaakt.


Gerard Reve, in: Brieven aan Bram P. Amsterdam 2003 p.52

donderdag, november 12, 2009

 Er zijn dingen die men niet beschrijven kan

“Er zijn dingen die men niet beschrijven kan, tenminste niet adequaat, want de taal is een zeer beperkt en te verstandelijk uitdrukkingsmiddel. De zeer elementaire menselijke aandoeningen zoals bijvoorbeeld eenzaamheid, honger, dorst, geilheid, heimwee, die zijn niet rechtstreeks te beschrijven op een wijze die de lezer werkelijk raakt. Men kan die alleen oproepen door een opstapeling van de juiste attributen.
“Hoe dan?”
Iemand bevindt zich in een hotelkamer en voelde zich eenzaam. Men kan schrijven:”Hij bevindt zich in de hotelkamer en voelde zich eenzaam.” Dat kan voldoende zijn als die eenzaamheid in het verhaal geen belangrijke functie heeft, geen drijfveer voor een handeling is. Maar als die eenzaamheid van essentiele betekenis is, dan heeft die enkele regel onvoldoende kracht. Het is dan soms veel beter om het woord eenzaamheid of eenzaam in het geheel niet te noemen, doch simpelweg de kamer, de lichtinval, de geur, het meubilair, de lampjes, op de juiste wijze te beschrijven. De gezamenlijke attributen roepen dan de eenzaamheid vanzelf op, zonder dat de lezer zelfs een ogenblik aan het woord denkt, en met veel duurzamer en indringender effect, want bij een reeks attributen zijn er beslist wel een paar die de lezer vasthoudt en, onbewust, als diep geldig erkent.”
Gerard Reve in interview, dat hij met zichzelf hield onder de naam R.J. Gorré Mooses gepubliceerd in Tien Vrolijke Verhalen   Zie ook:  Theodor Holman op site OBA

zondag, november 08, 2009

Ons Leven
'Ons leven is een sterven, aan de kant van de weg. Maar dit terzijde.'

Gerard Reve in Brieven aan Simon Carmiggelt Utrecht/Antwerpen 1988 p.214

zaterdag, november 07, 2009

Als het maar mooi is en troost schenkt
"Ik schrijf voor mensen en ook voor vele dieren die zelf niet lezen. Dus het moet begrijpelijk zijn wat ik schrijf, als het maar mooi is en troost schenkt aan allen die deze van node hebben."

Gerard Reve in Het Boek Van Violet En Dood Amsterdam/Antwerpen 1996 p.158 
Het verleden, dat weet wat. 

"Het verleden, dat weet wat. We kunnen ons bij veel dingen beter neerleggen. Ik weet, dat het zo heeft moeten zijn, dat het Geld gekomen is, nu het me als bron van genietingen niets meer zegt - er is eigenlijk niets meer, dat ik werkelijk begeer, behalve om ergens te kunnen zitten waar ik niet kan worden verdreven en waar ik kan schrijven, en waar ik alleen maar wind, dreunend en trekkend als een eb, door de zware bomen van het kerkhof behoef te horen, en niet Ado Broodboom met het vocaal ensemble De Blauwbaardjes. Dat is alles, en ik neem nu afscheid. Vaarwel, vaarwel!"
Gerard Reve in Nader tot U Amsterdam 1966 Brief uit het verleden slot p.33

vrijdag, november 06, 2009

Ik droom over ons samen



“Ik droom over ons samen, samen leven, samen werken, samen reizen en uiteindelijk samen begraven worden ergens onder oude bomen, op een eenzame plaats, om het Einde der Tijden af te wachten als de sterren een voor een zullen uitdoven en in de leegte zullen vallen, terwijl het heelal gevuld zal worden met wolken as en alle licht zal verdwijnen en de engel met de schalmei zal verschijnen aan de vier uiteinden der aarde om ons op te wekken.”

Gerard Reve in brief aan James Holmes 1 november 1951 (Publicatie in Hollands Diep van nov/dec 2009)

maandag, november 02, 2009

Eén troost

"Het leven is een ware hel, en zal het wel blijven ook, zolang de schepping geprolongeerd wordt. Eén troost is, dat al die ellende gratis is, en niets kost."

Gerard Reve in Brieven aan mijn lijfarts 1963-1908 Amsterdam/Antwerpen 1991 p.121

woensdag, oktober 28, 2009

Ik droom van ons samen

Ik droom van ons samen, samen leven, samen werken, samen reizen en uiteindelijk samen begraven worden ergens onder oude bomen, op een eenzame plaats, om het Einde der Tijden af te wachten als de sterren een voor een zullen uitdoven en in de leegte zullen vallen, terwijl het heelal gevuld zal worden met wolken as en alle licht zal verdwijnen en de engel met de schalmei zal verschijnen aan de vier uiteinden der aarde om ons op te wekken.

In Gerard Reve's eerste liefdesbrieven, voorpublicatie Hollands Diep november/december 2009
De hypochonder en de pessimist worden niet zelden stokoud

“Voorts: het zijn de olijke broeders, de bonvivants, de grappenmakers die dag en nacht beweren dat alles zo ‘geweldig’ is die zich opeens opknopen. De hypochonder en de pessimist worden niet zelden stokoud…”

Gerard Reve in Brieven aan mijn lijfarts Amsterdam/Antwerpen 1991

zondag, augustus 09, 2009


Reisgebed

O God.
Ik sta op het punt, op reis te gaan.
Ik weet niet, of het misschien mijn laatste reis is.
Ik wil U liefhebben.
Ik hoop, dat ik onderweg niemand enig ongeluk of
kwaad zal berokkenen.
Ik wil proberen niet, of veel minder te drinken.
Ik sta voor U.
Ik weet, dat ik, of ik veilig zal aankomen,
dan wel onderweg verwonding, ziekte of dood zal vinden,
altijd U toebehoor.
Want in leven en sterven zijt Gij in mij en ik ben in U.
Ik ga nu weg.
Vaarwel, o God.

Gerard Reve (1966)

vrijdag, mei 15, 2009

Dagsluiting

Eigenlijk geloof ik niets,
en twijfel ik aan alles, zelfs aan U.
Maar soms, wanneer ik denk dat Gij waarachtig leeft,
dan denk ik, dat Gij Liefde zijt, en eenzaam,
en dat, in zelfde wanhoop, Gij mij zoekt,
zoals ik U.


Gerard Reve in Nader tot U Amsterdam 1966 p.160

vrijdag, maart 27, 2009


Friesland

De V van wilde ganzen met de punt vooraan,
schuift door de dunne lucht.
En over heel het land daaronder straalt
onmeetlijk, ongeschapen Licht.

Gerard Reve in Briefwisseling (1951-1987) Geert van Oorschot p.189
 
Tweets van @Revetwalender