'Het is gezien,' mompelde hij, 'het is niet onopgemerkt gebleven.'
'Ik leef,' fluisterde hij, 'ik adem, ik beweeg, dus ik leef. Wat kan er nog gebeuren? Er kunnen rampen komen, pijnen, verschrikkingen. Maar ik leef. Ik kan opgesloten zijn, of door gruwelijke ziekten worden bezocht. Maar steeds adem ik, en beweeg ik. En ik leef.' Hij liep terug naar de keuken, voltooide het poetsen en betrad zijn slaapkamer. 'Konijn,' zei hij, het konijn op de arm nemend, 'je straf is ingetrokken, gezien je grootste verdiensten voor de zaak. 'Hij zette het dier op de schrijftafel, sloot de gordijnen en begon zich uit te kleden. Toen hij gereed was, trommelde hij zich met de vuisten op de borst, en betastte zijn lichaam. Hij kneep in het vel van de nek, in de buik, de kuiten en de dijen. ' Alles is voorbij,' fluisterde hij, 'het is overgegaan. Het jaar is er niet meer. Konijn, ik ben levend. Ik adem, en ik beweeg, dus ik leef. Is dat duidelijk? Welke beproevingen ook komen, ik leef.' Hij zoog de borst vol adem en stapte in bed. 'Het is gezien,' mompelde hij, 'het is niet onopgemerkt gebleven.' Hij strekte zich uit en viel in een diepe slaap.
Simon van het Reve, De Avonden,een winterverhaal Amsterdam 1947 p.237
donderdag, december 31, 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten