De Avonden (10)
Ik vind het heerlijk om te horen,’
‘je komt ervan in een goede stemming, vind ik.’
“Hij ging naar de huiskamer. Zijn vader lag op de divan te lezen. Hij deed de radio aan. Een orgel speelde een slepende melodie. Zijn moeder kwam binnen met een schaal oliebollen………..
Het orgelspel hield op. ‘met enkele variaties van Franck besloot Piet karwiel dit orgelconcert,’ zei de omroeper. ‘U hoort nu tot negen uur een nonstopprogramma van de Hawianmelodieën.’ ‘Zachter kan in het in ieder geval,’ zei zijn vader, stond op en dempte het geluid. ‘Dat is zoiets verkeerds,’ zei Frits, ‘dat doen ze overal. Er is iets op de radio; ze moeten iets anders doen, of ze voeren een gesprek. Dan zetten ze het zachter. Ik vind: je moet luisteren of niet. Als je luistert, moet je het flink laten spelen. Net als wanneer je het zelf in de zaal hoorde.’ ‘Ik druk me heel stom en slordig uit,’ dacht hij. ‘Ben je het niet daarmee eens, vader?’ vroeg hij.
‘Wat zei je?’ vroeg zijn vader. ‘Ik vind dat de radio een wonder van techniek is,’ zei Frits. Zijn vader zweeg……..
‘Hier is Hilversum Een, de Ensejervee,’ zei een andere stem. ‘Goedenavond, waarde luisteraars. Wij verbinden u met de kerk van de Opnieuw Gevormde Gemeente te Den Haag. Voorganger is dominee K.W.Twijgzang.’
Het toestel ruiste even. Een ogenblik was er geen enkel gerucht te horen. Daarop klonk een knappend geluid en opeens dreunde het psalmgezang van een volle kerk door de kamer. ‘Ik schrik me een beroerte,’ zei zijn moeder. ‘laten we daar even een eind aan maken,’ zei zijn vader.
‘Ik vind het heerlijk om te horen,’ zei Frits, ‘je komt ervan in een goede stemming, vind ik.’
Zie ook:
Het gebed van Frits voor zijn ouders op het weblog 'De Avonden'
Gerard Kornelis van het Reve De Avonden, Een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.181,182,183
zondag, december 31, 2006
zaterdag, december 30, 2006
De Avonden 9
'Vrede. Vanavond is het vrede.'
"Een koor zette langzame zang in; op het doek verschenen de namen van de medewerkers. 'Dit is het heerlijkste,' dacht hij, 'de namen en de opsommingen. Het is begonnen, hoewel het eigenlijk nog beginnen moet.' 'Geestelijke negerliederen,' las hij achter de naam van het koor. De stemmen, die juist een snelle psalm zongen, namen in kracht toe. Frits kon de Amerikaanse psalmtekst niet volgen, maar verstond aan het eind van iedere zin; 'Ja, heer.' Ja, heer,' herhaalde hij bij zichzelf.....
Toen de film eindigde met luide, diepe koorzang, veegde hij snel met zijn jasmouw over zijn gezicht, wrong zich uit de rij en werkte zich snel naar buiten. 'Ik wil niemand spreken,' dacht hij. 'Vrede. Vanavond is het vrede.' Hij sloeg zijn jaskraag op, holde de hoek om en liep in gewone pas verder. 'Halleluja,' zei hij zacht."
Gerard Kornelis van het Reve De Avonden, Een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.153, 154
'Vrede. Vanavond is het vrede.'
"Een koor zette langzame zang in; op het doek verschenen de namen van de medewerkers. 'Dit is het heerlijkste,' dacht hij, 'de namen en de opsommingen. Het is begonnen, hoewel het eigenlijk nog beginnen moet.' 'Geestelijke negerliederen,' las hij achter de naam van het koor. De stemmen, die juist een snelle psalm zongen, namen in kracht toe. Frits kon de Amerikaanse psalmtekst niet volgen, maar verstond aan het eind van iedere zin; 'Ja, heer.' Ja, heer,' herhaalde hij bij zichzelf.....
Toen de film eindigde met luide, diepe koorzang, veegde hij snel met zijn jasmouw over zijn gezicht, wrong zich uit de rij en werkte zich snel naar buiten. 'Ik wil niemand spreken,' dacht hij. 'Vrede. Vanavond is het vrede.' Hij sloeg zijn jaskraag op, holde de hoek om en liep in gewone pas verder. 'Halleluja,' zei hij zacht."
Gerard Kornelis van het Reve De Avonden, Een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.153, 154
vrijdag, december 29, 2006
De Avonden (8)
'Laat alleen het allerbeste doorkomen.'
" 'Er staan boterhammen voor je in het buffet,' zei zijn moeder. 'Dank je wel,' zei hij. Ze schakelde de radio in. 'Geen landbouw, geen veeteelt, geen slechte muziek, geen geoudehoer,' zei Frits. geen walsen van Strauss, geen illustratieve muziek. Laat alleen het allerbeste doorkomen. Toon, desnoods een gebrekkige, maar vooruitstrevende smaak.' 'Ik krijg er hoofdpijn bij,' dacht hij.
'Je bent niet aleen in huis,' zei ze. 'Je moet ook eens aan iemand anders denken. Het wordt tijd, dat je eens met anderen rekening houdt.' De radio was warm geworden en begon geluid te geven. 'Ik ben zo alleen en denk steeds aan jou,' zong een tenor. Zijn vader draaide de knop naar links, maar juist nog niet uit. Men kon horen, dat er gezongen werd, maar verder niets onderscheiden. 'Zo wordt het toestel gesmoord,' dacht Frits, kwam naderbij en zocht de schaal af. Tenslotte draaide hij de knop af."
Gerard Kornelis van het Reve De Avonden, Een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.119
'Laat alleen het allerbeste doorkomen.'
" 'Er staan boterhammen voor je in het buffet,' zei zijn moeder. 'Dank je wel,' zei hij. Ze schakelde de radio in. 'Geen landbouw, geen veeteelt, geen slechte muziek, geen geoudehoer,' zei Frits. geen walsen van Strauss, geen illustratieve muziek. Laat alleen het allerbeste doorkomen. Toon, desnoods een gebrekkige, maar vooruitstrevende smaak.' 'Ik krijg er hoofdpijn bij,' dacht hij.
'Je bent niet aleen in huis,' zei ze. 'Je moet ook eens aan iemand anders denken. Het wordt tijd, dat je eens met anderen rekening houdt.' De radio was warm geworden en begon geluid te geven. 'Ik ben zo alleen en denk steeds aan jou,' zong een tenor. Zijn vader draaide de knop naar links, maar juist nog niet uit. Men kon horen, dat er gezongen werd, maar verder niets onderscheiden. 'Zo wordt het toestel gesmoord,' dacht Frits, kwam naderbij en zocht de schaal af. Tenslotte draaide hij de knop af."
Gerard Kornelis van het Reve De Avonden, Een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.119
donderdag, december 28, 2006
De Avonden (7)
'Iedereen heeft zijn geschiedenis,' zei hij, 'maar het is zelden een belangrijke.'
" 'Het was nacht,' zei hij, 'stikdonkere nacht.' 'Ik kan natuurlijk de radio aanzetten,' dacht hij, 'maar of ik er verstandig aan doe, is de vraag.'
Hij schakelde het toestel in.
'U hoort de tweede romance van Schumann,' zei de omroepster. Frits wachtte en liet de rook van de sigaret langs zijn nagels strijken. 'Hoort, hoort,' dacht hij, toen de muziek begonnen was. Hij legde de sigaret op de zakpijp, hield de toppen van duim en ringvinger op de ooghoeken en haalde voorzichtig adem. 'Zo is het,' fluisterde hij..........
Een dame ging aan een vleugel zitten, die dicht bij hen stond. De pick-up hield op en de dansparen wachtten. 'Vooruit,' werd er geroepen. 'Dit is het cowboylied Sluit Me Niet Op,' zei Jaap, toen de pianiste begon. Hij maakte met hoofd en hals de bewegingen van een drinkende vogel. 'Toen ik klein was,' zei Frits, 'kon ik nooit tegen pianomuziek. Een mens is een gevoelig wezen.' Jaap was tegen Joosje aan gaan leunen en bewoog zich niet meer.
'Luister,' zei Frits tot Viktor en sloeg een arm om zijn schouder. 'Ben ik te ernstig?' 'Ernst op zijn tijd kan geen kwaad,' antwoordde Viktor.
'Geloof je, dat wetenschap wezenlijke betekenis heeft' vroeg Frits.
Viktor zweeg.
De pianiste begon een andere melodie. 'Die ken ik,' zei Frits, 'dat is Geef Mij Nog Vijf Minuten. Een verrukkelijke wijs.' Hij boog zich voorover en klopte met zijn vuisten de maat op zijn knieën. 'Iedereen heeft zijn geschiedenis,' zei hij, 'maar het is zelden een belangrijke.' "
Gerard Kornelis van het Reve De Avonden, Een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.98, 111
'Iedereen heeft zijn geschiedenis,' zei hij, 'maar het is zelden een belangrijke.'
" 'Het was nacht,' zei hij, 'stikdonkere nacht.' 'Ik kan natuurlijk de radio aanzetten,' dacht hij, 'maar of ik er verstandig aan doe, is de vraag.'
Hij schakelde het toestel in.
'U hoort de tweede romance van Schumann,' zei de omroepster. Frits wachtte en liet de rook van de sigaret langs zijn nagels strijken. 'Hoort, hoort,' dacht hij, toen de muziek begonnen was. Hij legde de sigaret op de zakpijp, hield de toppen van duim en ringvinger op de ooghoeken en haalde voorzichtig adem. 'Zo is het,' fluisterde hij..........
Een dame ging aan een vleugel zitten, die dicht bij hen stond. De pick-up hield op en de dansparen wachtten. 'Vooruit,' werd er geroepen. 'Dit is het cowboylied Sluit Me Niet Op,' zei Jaap, toen de pianiste begon. Hij maakte met hoofd en hals de bewegingen van een drinkende vogel. 'Toen ik klein was,' zei Frits, 'kon ik nooit tegen pianomuziek. Een mens is een gevoelig wezen.' Jaap was tegen Joosje aan gaan leunen en bewoog zich niet meer.
'Luister,' zei Frits tot Viktor en sloeg een arm om zijn schouder. 'Ben ik te ernstig?' 'Ernst op zijn tijd kan geen kwaad,' antwoordde Viktor.
'Geloof je, dat wetenschap wezenlijke betekenis heeft' vroeg Frits.
Viktor zweeg.
De pianiste begon een andere melodie. 'Die ken ik,' zei Frits, 'dat is Geef Mij Nog Vijf Minuten. Een verrukkelijke wijs.' Hij boog zich voorover en klopte met zijn vuisten de maat op zijn knieën. 'Iedereen heeft zijn geschiedenis,' zei hij, 'maar het is zelden een belangrijke.' "
Gerard Kornelis van het Reve De Avonden, Een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.98, 111
woensdag, december 27, 2006
De Avonden (6)
'Frits kneep zich op de maat van de melodie in de linkerwang.'
" 'Als laatste plaat van dit verzoekplatenprogramma hoort u Grootvaders klok in de bewerking van Tulleman,' zei de radio, 'voor het personeel van de radiocentrale in Rotterdam en de heer en mevrouw Blijding in Hilversum.' Frits kneep zich op de maat van de melodie in de linkerwang. 'Ik moet goed alles overdenken,' dacht hij, 'ik moet eens goed kunnen nadenken.' "
Gerard Kornelis van het Reve De Avonden, Een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.88,89
'Frits kneep zich op de maat van de melodie in de linkerwang.'
" 'Als laatste plaat van dit verzoekplatenprogramma hoort u Grootvaders klok in de bewerking van Tulleman,' zei de radio, 'voor het personeel van de radiocentrale in Rotterdam en de heer en mevrouw Blijding in Hilversum.' Frits kneep zich op de maat van de melodie in de linkerwang. 'Ik moet goed alles overdenken,' dacht hij, 'ik moet eens goed kunnen nadenken.' "
Gerard Kornelis van het Reve De Avonden, Een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.88,89
dinsdag, december 26, 2006
De Avonden (5)
'Nu ben ik gelukkig', zei hij hardop...'
"Om negen uur, toen het goed licht was geworden, werd hij wakker. 'De tweede dag van Christus is aangebroken,' dacht hij. 'Het is vrijwel zeker,' zei hij hardop, toen hij de hemel boven de huizen bekeek, 'dat het helder, droog weer wordt. Laat ik niet te lang blijven liggen.' ...
'Het lijkt wel.' zei hij zacht, de radio inschakelend en aan het raam tredend 'of de zon doorkomt.' U hoort thans de cantate voor de tweede kerstdag van Johan Sebastiaan Bach,' zei de omroeper. Frits stelde het toestel zuiver af, holde naar zijn slaapkamer, kwam met zijn shagdoos terug en rolde, op de divan gezeten, zo snel een sigaret, dat hij deze kon aansteken op het ogenblik, dat het onregelmatige geraas van het stemmen van de muziekinstrumenten had opgehouden. ' Nu ben ik gelukkig, ' zei hij hardop en grinnikte.
Het concert zette in met een voorspel van violen en trompetten*. 'Als er nu maar niet gebeld wordt,' dacht hij, ging voorover zitten en keek zijdelings, door de mika ruit, naar de vlammen en vonken.
Na de cantate volgden drie liederen voor sopraan, viool en orgel. Toen deze voorbij waren zei de omroeper: 'Tot kwart voor twaalf luistert u naar het Lunagezelschap."
* Bach Weinachtsoratorium cantate II Sinfonia - Hirtenmusik
Gerard Kornelis van het Reve De Avonden, Een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.67, 68, 69
'Nu ben ik gelukkig', zei hij hardop...'
"Om negen uur, toen het goed licht was geworden, werd hij wakker. 'De tweede dag van Christus is aangebroken,' dacht hij. 'Het is vrijwel zeker,' zei hij hardop, toen hij de hemel boven de huizen bekeek, 'dat het helder, droog weer wordt. Laat ik niet te lang blijven liggen.' ...
'Het lijkt wel.' zei hij zacht, de radio inschakelend en aan het raam tredend 'of de zon doorkomt.' U hoort thans de cantate voor de tweede kerstdag van Johan Sebastiaan Bach,' zei de omroeper. Frits stelde het toestel zuiver af, holde naar zijn slaapkamer, kwam met zijn shagdoos terug en rolde, op de divan gezeten, zo snel een sigaret, dat hij deze kon aansteken op het ogenblik, dat het onregelmatige geraas van het stemmen van de muziekinstrumenten had opgehouden. ' Nu ben ik gelukkig, ' zei hij hardop en grinnikte.
Het concert zette in met een voorspel van violen en trompetten*. 'Als er nu maar niet gebeld wordt,' dacht hij, ging voorover zitten en keek zijdelings, door de mika ruit, naar de vlammen en vonken.
Na de cantate volgden drie liederen voor sopraan, viool en orgel. Toen deze voorbij waren zei de omroeper: 'Tot kwart voor twaalf luistert u naar het Lunagezelschap."
* Bach Weinachtsoratorium cantate II Sinfonia - Hirtenmusik
Gerard Kornelis van het Reve De Avonden, Een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.67, 68, 69
maandag, december 25, 2006
De Avonden (4)
'De Zwervers gaan verder met Sensatie Nummer Een'
"De radio was warm geworden. 'De Zwervers gaan verder met Sensatie Nummer Een,' zei de omroeper. 'Tuut tuut te tuut tuut,' zei zijn moeder, toen het nummer begon, 'verschrikkelijk.'
'Je moet jazzmuziek proberen te volgen,' zei Frits. Hij zat op een stoel dichtbij het toestel. 'Kan dat gemier niet af?' vroeg zijn vader en richtte zich op. 'Nee,' zei Frits, 'je moet eens luisteren, dan zal je horen, dat het geen onsamenhangend lawaai is. Het orkest geeft het ritme aan, de saxofoon speelt de melodie en de improvisaties.'"
Gerard Kornelis van het Reve De Avonden, Een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.62
'De Zwervers gaan verder met Sensatie Nummer Een'
"De radio was warm geworden. 'De Zwervers gaan verder met Sensatie Nummer Een,' zei de omroeper. 'Tuut tuut te tuut tuut,' zei zijn moeder, toen het nummer begon, 'verschrikkelijk.'
'Je moet jazzmuziek proberen te volgen,' zei Frits. Hij zat op een stoel dichtbij het toestel. 'Kan dat gemier niet af?' vroeg zijn vader en richtte zich op. 'Nee,' zei Frits, 'je moet eens luisteren, dan zal je horen, dat het geen onsamenhangend lawaai is. Het orkest geeft het ritme aan, de saxofoon speelt de melodie en de improvisaties.'"
Gerard Kornelis van het Reve De Avonden, Een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.62
zondag, december 24, 2006
De Avonden(3)
‘De korte pauze is geëindigd. U hoort de quickstep Dokter Jazz.’
“In de huiskamer zag hij licht branden. Zijn vader zat aan tafel. Zijn ogen waren rood, alsof er veel in gewreven was en er liep een vuile veeg over zijn rechterwang. Af en toe snoof hij zijn slijm op. ‘Kijk,’ zei hij, toen Frits aarzelend in de kamer bleef staan, ‘hier staat het.’ Hij wees op een plaats in een boek met een zwarte band, dat open voor hem op tafel lag. ‘De rechten van de graven van Egters dateren reeds van 1384,’ las Frits. ‘Waarmee heeft dat te maken?’ dacht hij. ‘Heel interessant,’ zei hij, ‘dat moet ik morgen eens lezen.’ ‘Dat is niet voldoende,’ dacht hij. ‘Ik zal het morgen eens diepgaand bestuderen,’ voegde hij eraan toe. De radio bleek ingeschakeld te staan, want opeens zei een stem: ‘De korte pauze is geëindigd. U hoort de quickstep Dokter Jazz.’
Frits verliet de kamer. ‘Ik moet mijn gedachten stopzetten,’ herhaalde hij telkens in zichzelf bij het tandenpoetsen en uitkleden. “
Gerard Kornelis van het Reve De Avonden, Een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.50
‘De korte pauze is geëindigd. U hoort de quickstep Dokter Jazz.’
“In de huiskamer zag hij licht branden. Zijn vader zat aan tafel. Zijn ogen waren rood, alsof er veel in gewreven was en er liep een vuile veeg over zijn rechterwang. Af en toe snoof hij zijn slijm op. ‘Kijk,’ zei hij, toen Frits aarzelend in de kamer bleef staan, ‘hier staat het.’ Hij wees op een plaats in een boek met een zwarte band, dat open voor hem op tafel lag. ‘De rechten van de graven van Egters dateren reeds van 1384,’ las Frits. ‘Waarmee heeft dat te maken?’ dacht hij. ‘Heel interessant,’ zei hij, ‘dat moet ik morgen eens lezen.’ ‘Dat is niet voldoende,’ dacht hij. ‘Ik zal het morgen eens diepgaand bestuderen,’ voegde hij eraan toe. De radio bleek ingeschakeld te staan, want opeens zei een stem: ‘De korte pauze is geëindigd. U hoort de quickstep Dokter Jazz.’
Frits verliet de kamer. ‘Ik moet mijn gedachten stopzetten,’ herhaalde hij telkens in zichzelf bij het tandenpoetsen en uitkleden. “
Gerard Kornelis van het Reve De Avonden, Een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.50
zaterdag, december 23, 2006
De Avonden (2)
'Alles is te begrijpen, wanneer men er moeite toe doet.'
"Het programma werd voortgezet met een kort concert in drie delen. Toen dit was geëindigd, was het tien voor tien. Het volgende nummer was het Impromptu van Schubert. De tere, doordringende muziek steeg langzaam op.
'Drieëntwintig jaar ben ik nu,' dacht hij. 'Het eerste jaar, dat was in zevenendertig of in zesendertig?' Hij hield zijn linkeroor losjes vast. 'Het tweede jaar,' fluisterde hij, 'hoe was het? Hoe is het geweest? Is alles te begrijpen? Waarom is er toen niet een briefje verzonden? ' Hij sloot zijn ogen, die hij aldoor half dichtgeknepen had gehouden, geheel. De muziek bereikte een luid en snel gedeelte. 'Toch moet ik het nauwkeurig me kunnen herinneren en weten, waarom het zo was,' zei hij bij zichzelf. 'Alles is te begrijpen, wanneer men er moeite toe doet.'
De muziek eindigde. Hij stond op, liep nog tijdens het applaus de zaal uit, schoot zijn jas aan, holde de trap af en stond buiten. Stilstaand, hoorde hij violen stemmen. Hij spuugde op de grond en liep in een flinke pas naar huis. "
Gerard Kornelis van het Reve De Avonden, Een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.35
'Alles is te begrijpen, wanneer men er moeite toe doet.'
"Het programma werd voortgezet met een kort concert in drie delen. Toen dit was geëindigd, was het tien voor tien. Het volgende nummer was het Impromptu van Schubert. De tere, doordringende muziek steeg langzaam op.
'Drieëntwintig jaar ben ik nu,' dacht hij. 'Het eerste jaar, dat was in zevenendertig of in zesendertig?' Hij hield zijn linkeroor losjes vast. 'Het tweede jaar,' fluisterde hij, 'hoe was het? Hoe is het geweest? Is alles te begrijpen? Waarom is er toen niet een briefje verzonden? ' Hij sloot zijn ogen, die hij aldoor half dichtgeknepen had gehouden, geheel. De muziek bereikte een luid en snel gedeelte. 'Toch moet ik het nauwkeurig me kunnen herinneren en weten, waarom het zo was,' zei hij bij zichzelf. 'Alles is te begrijpen, wanneer men er moeite toe doet.'
De muziek eindigde. Hij stond op, liep nog tijdens het applaus de zaal uit, schoot zijn jas aan, holde de trap af en stond buiten. Stilstaand, hoorde hij violen stemmen. Hij spuugde op de grond en liep in een flinke pas naar huis. "
Gerard Kornelis van het Reve De Avonden, Een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.35
vrijdag, december 22, 2006
De Avonden (1)
'Muziek, dat helpt. '
"Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte. Hij keek op zijn lichtgevend horloge, dat aan een spijker hing. 'Kwart voor zes, 'mompelde hij, 'het is nog nacht. 'Hij wreef zich in zijn gezicht. 'Wat een ellendige droom,' dacht hij. 'waar ging het over?' Langzaam kon hij zich de inhoud te binnen brengen. Hij had gedroomd, dat de huiskamer vol bezoek was. 'Het wordt dit weekend goed weer,' zei iemand. Op hetzelfde ogenblik kwam een man met een bolhoed binnen. Niemand lette op hem en hij werd door niemand begroet, maar Frits bekeek hem scherp. Opeens viel de bezoeker met een zware bons op de grond.
'Was dat alles?' dacht hij. 'wat gebeurde er verder? Niets, geloof ik.' Hij sliep weer in. De droom ging voort, waar hij was opgehouden. De man lag, met de bolhoed over zijn gezicht gedrukt, in een zware doodskist, die in een hoek van de kamer op een lage tafel stond. 'Die tafel ken ik niet,' dacht hij, 'zou die geleend zijn?' Hij keek in de kist en zei luid: 'Daar zitten we in ieder geval morgen mee opgescheept.' 'Dat hoeft niet,' zei een man met een kaal hoofd, een rood gezicht en een bril, 'wedden, dat ik de begrafenis nog op vanmiddag twee uur geregeld kan krijgen?'
Hij werd opnieuw wakker. Het was twintig minuten over zes. 'Ik ben al uitgeslapen,' zei hij bij zichzelf, 'daarom word ik zo vroeg wakker. Ik heb nog een flink uur.'
Hij sluimerde langzaam in en trad voor de derde maal de huiskamer binnen. Er was niemand. Hij liep op de kist toe, keek erin en dacht: 'Hij is dood en begint te bederven.' Opeens was de gestalte bedekt met allerlei timmermanswerktuigen, die tot de rand van de kist lagen opgestapeld: hamers, grote boren, zagen, waterpassen, schaven, zakjes met spijker en tangen. Alleen de rechterhand van de dode stak er bovenuit.
'Er is geen mens,' dacht hij, 'in het hele huis is niemand; wat moet ik doen?
Muziek, dat helpt.' "
Gerard Kornelis van het Reve De Avonden, Een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.5
'Muziek, dat helpt. '
"Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte. Hij keek op zijn lichtgevend horloge, dat aan een spijker hing. 'Kwart voor zes, 'mompelde hij, 'het is nog nacht. 'Hij wreef zich in zijn gezicht. 'Wat een ellendige droom,' dacht hij. 'waar ging het over?' Langzaam kon hij zich de inhoud te binnen brengen. Hij had gedroomd, dat de huiskamer vol bezoek was. 'Het wordt dit weekend goed weer,' zei iemand. Op hetzelfde ogenblik kwam een man met een bolhoed binnen. Niemand lette op hem en hij werd door niemand begroet, maar Frits bekeek hem scherp. Opeens viel de bezoeker met een zware bons op de grond.
'Was dat alles?' dacht hij. 'wat gebeurde er verder? Niets, geloof ik.' Hij sliep weer in. De droom ging voort, waar hij was opgehouden. De man lag, met de bolhoed over zijn gezicht gedrukt, in een zware doodskist, die in een hoek van de kamer op een lage tafel stond. 'Die tafel ken ik niet,' dacht hij, 'zou die geleend zijn?' Hij keek in de kist en zei luid: 'Daar zitten we in ieder geval morgen mee opgescheept.' 'Dat hoeft niet,' zei een man met een kaal hoofd, een rood gezicht en een bril, 'wedden, dat ik de begrafenis nog op vanmiddag twee uur geregeld kan krijgen?'
Hij werd opnieuw wakker. Het was twintig minuten over zes. 'Ik ben al uitgeslapen,' zei hij bij zichzelf, 'daarom word ik zo vroeg wakker. Ik heb nog een flink uur.'
Hij sluimerde langzaam in en trad voor de derde maal de huiskamer binnen. Er was niemand. Hij liep op de kist toe, keek erin en dacht: 'Hij is dood en begint te bederven.' Opeens was de gestalte bedekt met allerlei timmermanswerktuigen, die tot de rand van de kist lagen opgestapeld: hamers, grote boren, zagen, waterpassen, schaven, zakjes met spijker en tangen. Alleen de rechterhand van de dode stak er bovenuit.
'Er is geen mens,' dacht hij, 'in het hele huis is niemand; wat moet ik doen?
Muziek, dat helpt.' "
Gerard Kornelis van het Reve De Avonden, Een Winterverhaal Amsterdam 1971 eenentwintigste druk p.5
woensdag, december 20, 2006
'Die zonderlinge wereld van licht en leven die wij toneel en drama noemen..'
"Wat er van haar geworden mag zijn, en waar zij zich ter wereld bevinde, als zij nog leeft: mogen Gods genade en liefde haar pad verlichten; en zo zij niet meer in dit leven is: mogen haar dan, uit die zonderlinge wereld van licht en leven die wij toneel en drama noemen, de engelen geleiden naar het eeuwig Licht, en tot het eeuwig Leven."
Gerard Reve, Oud en Eenzaam Amsterdam/Brussel MCMLXXXVIII p.122
(slot van de Jane Raleigh-episode hfst 5 t/m 13)
"Wat er van haar geworden mag zijn, en waar zij zich ter wereld bevinde, als zij nog leeft: mogen Gods genade en liefde haar pad verlichten; en zo zij niet meer in dit leven is: mogen haar dan, uit die zonderlinge wereld van licht en leven die wij toneel en drama noemen, de engelen geleiden naar het eeuwig Licht, en tot het eeuwig Leven."
Gerard Reve, Oud en Eenzaam Amsterdam/Brussel MCMLXXXVIII p.122
(slot van de Jane Raleigh-episode hfst 5 t/m 13)
maandag, december 18, 2006
Als een zoeken op de tast...
"Ik weet nog steeds niet, hoe alles gekomen is. Als ik terugdenk aan het verleden, dan moet ik vaststellen dat mijn leven zich altijd min of meer blindelings heeft afgespeeld, als een zoeken op de tast, zonder systeem, waarbij ik mij in de bizarste situaatsies heb laten voeren."
Gerard Reve Oud en Eenzaam Amsterdam MCMlXXXIV p.42
"Ik weet nog steeds niet, hoe alles gekomen is. Als ik terugdenk aan het verleden, dan moet ik vaststellen dat mijn leven zich altijd min of meer blindelings heeft afgespeeld, als een zoeken op de tast, zonder systeem, waarbij ik mij in de bizarste situaatsies heb laten voeren."
Gerard Reve Oud en Eenzaam Amsterdam MCMlXXXIV p.42
zondag, december 17, 2006
'Morgen zal ik wederom wandelen. Cras ambulabo'
"De bok aan de overkant genoot volop, van het fraaie weder en van al die grappige vierkante dingen op wielen, die zo maar en voor niets voorbijgingen. Het leven was nog niet zo kwaad...Welneen, het was een vrolijke boel, een komedie...Of een tragedie? Betekende overigens het woord tragedie eigenlijk niet 'bokkenzang'? Ik had niet voor niets Voorbereidend Hoger Onderwijs genoten. De onvergetelijke woorden van mijn leraar Vreeken, op het gymnasium, vielen mij in, bij wie ik één vol schooljaar lang een 10 (tien) voor Latijn had gekregen, en die ons eens, op zijn eigen onnavolgbare wijze het nut van de studie der klassieke talen had uiteengezet. 'Als je van school afkomt' -het was de tijd van de Grote Crisis en de massale werkloosheid- dan kun je in het Latijn zeggen:"Ik wandel. Ambulo. Morgen zal ik wederom wandelen. Cras ambulabo."'
Gerard Reve Oud en Eenzaam Amsterdam MLXXXIV p.284,285 (slotregels)
"De bok aan de overkant genoot volop, van het fraaie weder en van al die grappige vierkante dingen op wielen, die zo maar en voor niets voorbijgingen. Het leven was nog niet zo kwaad...Welneen, het was een vrolijke boel, een komedie...Of een tragedie? Betekende overigens het woord tragedie eigenlijk niet 'bokkenzang'? Ik had niet voor niets Voorbereidend Hoger Onderwijs genoten. De onvergetelijke woorden van mijn leraar Vreeken, op het gymnasium, vielen mij in, bij wie ik één vol schooljaar lang een 10 (tien) voor Latijn had gekregen, en die ons eens, op zijn eigen onnavolgbare wijze het nut van de studie der klassieke talen had uiteengezet. 'Als je van school afkomt' -het was de tijd van de Grote Crisis en de massale werkloosheid- dan kun je in het Latijn zeggen:"Ik wandel. Ambulo. Morgen zal ik wederom wandelen. Cras ambulabo."'
Gerard Reve Oud en Eenzaam Amsterdam MLXXXIV p.284,285 (slotregels)
zaterdag, december 16, 2006
'Nooit zou ik weten wie hij was..'
"Terwijl Teigetje ons nachtleger in volmaakte gereedheid aan het brengen was, zag ik al starend, de beperkingen van het bestaan van de kinderen der mensheid duidelijk voor me, en de gestalte van Thommy smolt nu samen met die van een donkerblonde jongen die ik, zeg maar zes of zeven maanden tevoren, een jaar of 16, 17 jaar oud, zo goed als zeker een Duitsertje, zonnebadend aan de luwe zijde, zo lang had staan beloeren tot ik er een droge keel van gekregen had. Nooit zou ik weten wie hij was, hoe hij heette, waar hij woonde en wat hij deed, want hij was natuurlijk, na zijn 12 of 15 dagen vakantsie, met zijn dikke ouders weer teruggekeerd naar Hamburg, of Bremen, of Oldenburg, waar hij, in tegenstelling tot Thommy stellig nog in leven was en bijvoorbeeld gewoon naar school ging, niet eens wetend wat een mooie jongen hij eigenlijk wel was, en voor eeuwig onvindbaar was geworden: toch stelde ik mij, terwijl ik nog steeds voor mij uitstaarde, voor dat ik hem nog één laatste maal zou mogen zien, nadat hij, bij het zwemmen verdronken en kort daarop aangespoeld door mij in de doodstille namiddag gevonden zou worden, waarop ik hem van zijn zilveren zwembroekje zou ontdoen om hem zeer lamngdurig te bezitten. Man, Vrouw, of Dode - de uitnemendheid van het een boven het ander was gene, want ze hadden enerlei adem."
Gerard Kornelis van het Reve, Nader tot U Amsterdam 1966 p. 77,78
"Terwijl Teigetje ons nachtleger in volmaakte gereedheid aan het brengen was, zag ik al starend, de beperkingen van het bestaan van de kinderen der mensheid duidelijk voor me, en de gestalte van Thommy smolt nu samen met die van een donkerblonde jongen die ik, zeg maar zes of zeven maanden tevoren, een jaar of 16, 17 jaar oud, zo goed als zeker een Duitsertje, zonnebadend aan de luwe zijde, zo lang had staan beloeren tot ik er een droge keel van gekregen had. Nooit zou ik weten wie hij was, hoe hij heette, waar hij woonde en wat hij deed, want hij was natuurlijk, na zijn 12 of 15 dagen vakantsie, met zijn dikke ouders weer teruggekeerd naar Hamburg, of Bremen, of Oldenburg, waar hij, in tegenstelling tot Thommy stellig nog in leven was en bijvoorbeeld gewoon naar school ging, niet eens wetend wat een mooie jongen hij eigenlijk wel was, en voor eeuwig onvindbaar was geworden: toch stelde ik mij, terwijl ik nog steeds voor mij uitstaarde, voor dat ik hem nog één laatste maal zou mogen zien, nadat hij, bij het zwemmen verdronken en kort daarop aangespoeld door mij in de doodstille namiddag gevonden zou worden, waarop ik hem van zijn zilveren zwembroekje zou ontdoen om hem zeer lamngdurig te bezitten. Man, Vrouw, of Dode - de uitnemendheid van het een boven het ander was gene, want ze hadden enerlei adem."
Gerard Kornelis van het Reve, Nader tot U Amsterdam 1966 p. 77,78
donderdag, december 14, 2006
14 december 2006
Onthulling Gerard Reve monument
"In de lantaarn, aan de bankzijde, zijn drie luikjes aangebracht. Bij opening wordt achter elk een compartiment zichtbaar, van binnen verlicht als de lantaarn brandt. Deze tekst uit Nader tot U is te zien achter het bovenste luikje
foto © E.H. 14-12-2006
Onthulling Gerard Reve monument
"In de lantaarn, aan de bankzijde, zijn drie luikjes aangebracht. Bij opening wordt achter elk een compartiment zichtbaar, van binnen verlicht als de lantaarn brandt. Deze tekst uit Nader tot U is te zien achter het bovenste luikje
foto © E.H. 14-12-2006
woensdag, december 13, 2006
'Als er zo een stilte geweest is, moet ik erover schrijven.'
"Ik ben, dat heb ik al eerder opgemerkt helemaal niet dol op het verleden, dat trouwens ook zonder korrespondentie en zonder gesprekken al vaak genoeg, en met verpletterende kracht komt opzetten: zoals een week of wat geleden, toen we bij Bullie van der K., in het naburige dorp P., op bezoek waren: een hele tijd lang zei niemand iets, en keek ik stil uit over het landschap dat daar zo leeg is dat er niet eens iemand in de verte, net als ik, ook aan een raam zou kunnen zitten, e.d., geen sprake van. Als er zo een stilte geweest is, moet ik erover schrijven, altijd weer, tot aan de Dood toe, dat weet ik nu, want het is niet anders."
Gerard Kornelis van het Reve in Nader tot U Amsterdam 1966 p. 63
"Ik ben, dat heb ik al eerder opgemerkt helemaal niet dol op het verleden, dat trouwens ook zonder korrespondentie en zonder gesprekken al vaak genoeg, en met verpletterende kracht komt opzetten: zoals een week of wat geleden, toen we bij Bullie van der K., in het naburige dorp P., op bezoek waren: een hele tijd lang zei niemand iets, en keek ik stil uit over het landschap dat daar zo leeg is dat er niet eens iemand in de verte, net als ik, ook aan een raam zou kunnen zitten, e.d., geen sprake van. Als er zo een stilte geweest is, moet ik erover schrijven, altijd weer, tot aan de Dood toe, dat weet ik nu, want het is niet anders."
Gerard Kornelis van het Reve in Nader tot U Amsterdam 1966 p. 63
dinsdag, december 12, 2006
‘Een huisje met uitzicht op het kerkhof’
Greonterp Huize Het Gras foto E.H. juli 2006
“Mijn kunstbroeder Remco C. vermeldt in weer een ander interview, dat ik ‘een huisje gekocht (heb) met uitzicht’ (lacht) ‘op een kerkhof. Dat klopt, maar onze nationale kronikeur zal toch niet bedoeld hebben, dat zijn kortelings betrokken villaatje in de –straat te Antwerpen nièt op een kerkhof uitkijkt? “Hoe houd je het uit,’ was zijn commentaar, toen ik hem de ligging van huize Algra uiteenzette. Ik moet zeggen dat ik het hier, in de stilte van de natuur, uitstekend kan uithouden (‘Ach niemand weet toch hoe prachtig dat kan zijn. Al die kleine miertjes, kevertjes en ratjes die over een miljoenenlaag mos met naalden kruipen. En die geur! Dat deed me altijd denken aan het badzout van de vrouw van de cafébaas.”
Gerard Kornelis van het Reve in Nader tot U Amsterdam 1966 p.22
Greonterp Huize Het Gras foto E.H. juli 2006
“Mijn kunstbroeder Remco C. vermeldt in weer een ander interview, dat ik ‘een huisje gekocht (heb) met uitzicht’ (lacht) ‘op een kerkhof. Dat klopt, maar onze nationale kronikeur zal toch niet bedoeld hebben, dat zijn kortelings betrokken villaatje in de –straat te Antwerpen nièt op een kerkhof uitkijkt? “Hoe houd je het uit,’ was zijn commentaar, toen ik hem de ligging van huize Algra uiteenzette. Ik moet zeggen dat ik het hier, in de stilte van de natuur, uitstekend kan uithouden (‘Ach niemand weet toch hoe prachtig dat kan zijn. Al die kleine miertjes, kevertjes en ratjes die over een miljoenenlaag mos met naalden kruipen. En die geur! Dat deed me altijd denken aan het badzout van de vrouw van de cafébaas.”
Gerard Kornelis van het Reve in Nader tot U Amsterdam 1966 p.22
maandag, december 11, 2006
‘Het moet zoiets als Genade zijn.’
“Er is zo eindeloos veel dat verklaard moet worden: waarom ik de enige was, die mij over de teksten van alle liedjes op school schaamde, en wel wilde schreeuwen van haat en verdriet en vernedering, maar, onmachtig, me beperkte tot een voorgewend meezingen, met geluidloze mondbewegingen. De dichter of schrijver (‘of allebei, of geen van beide’) Simon V. zegt in een interview dat hem kort geleden is afgenomen, dat ik een ‘gestoorde persoonlijkheid ben, maar ik moet dat in twijfel trekken. Het ligt anders, geloof ik. Nu ik hier op de spoordijk zit, op de zuidelijke rand ervan, dicht bij de rails en op achttien passen voorbij een rechtop in de grond gehamerd stuk spoorrail waarop een ijzeren bord met vrijwel onleesbaar opschrift misschien 31 7 vermeldt, besef ik opeens, terwijl ik naar de Geheime Schrijfsteen kijk, die ik op mijn 39ste verjaardag in Londen van het Loodgietend Prijsdier M. heb gekregen, en die helemaal met me mee is gereisd, eerst naar Lissabon, toen naar Algericas en Tanger en nu, via Amsterdam naar hier, dat het, wat Simon V. zich niet heeft gerealiseerd, waarschijnlijk allemaal komt, omdat ik een revist ben. De schrijver of dichter (‘of”ect) Simon V. is geen revist. Als je het niet bent, kan je het niet worden ook, geloof ik – het moet zoiets als Genade zijn.”
Gerard Kornelis van het Reve in Nader tot U Amsterdam 1966 p. 21,22
“Er is zo eindeloos veel dat verklaard moet worden: waarom ik de enige was, die mij over de teksten van alle liedjes op school schaamde, en wel wilde schreeuwen van haat en verdriet en vernedering, maar, onmachtig, me beperkte tot een voorgewend meezingen, met geluidloze mondbewegingen. De dichter of schrijver (‘of allebei, of geen van beide’) Simon V. zegt in een interview dat hem kort geleden is afgenomen, dat ik een ‘gestoorde persoonlijkheid ben, maar ik moet dat in twijfel trekken. Het ligt anders, geloof ik. Nu ik hier op de spoordijk zit, op de zuidelijke rand ervan, dicht bij de rails en op achttien passen voorbij een rechtop in de grond gehamerd stuk spoorrail waarop een ijzeren bord met vrijwel onleesbaar opschrift misschien 31 7 vermeldt, besef ik opeens, terwijl ik naar de Geheime Schrijfsteen kijk, die ik op mijn 39ste verjaardag in Londen van het Loodgietend Prijsdier M. heb gekregen, en die helemaal met me mee is gereisd, eerst naar Lissabon, toen naar Algericas en Tanger en nu, via Amsterdam naar hier, dat het, wat Simon V. zich niet heeft gerealiseerd, waarschijnlijk allemaal komt, omdat ik een revist ben. De schrijver of dichter (‘of”ect) Simon V. is geen revist. Als je het niet bent, kan je het niet worden ook, geloof ik – het moet zoiets als Genade zijn.”
Gerard Kornelis van het Reve in Nader tot U Amsterdam 1966 p. 21,22
zondag, december 10, 2006
'O weemoed van een verloren jeugd..'
"Dan zal ik weten, wie de Soldaat was op wie ik, vier en dertig jaar geleden, verliefd was, en die misschien werkelijk bestaan heeft; wat de hoefsmederij betekent waarachter, in een keuken, onder het gepleisterd licht van een binnenplaatsje, een oude vrouw, dun als een stervende vogel een rode kool in tweeën snijdt; wie de jongen was, die de mondharmonika speelde en water uit de vaart dronk omdat hij dorst had en de sleutel niet had en niet bij de buren wou aanbellen, en daarna gestorven is; o, weemoed van een verloren jeugd die nooit geweest is, en die voor eeuwig stilstaat in de tijd."
Gerard Kornelis van het Reve in Nader tot U Amsterdam 1966 p.21
"Dan zal ik weten, wie de Soldaat was op wie ik, vier en dertig jaar geleden, verliefd was, en die misschien werkelijk bestaan heeft; wat de hoefsmederij betekent waarachter, in een keuken, onder het gepleisterd licht van een binnenplaatsje, een oude vrouw, dun als een stervende vogel een rode kool in tweeën snijdt; wie de jongen was, die de mondharmonika speelde en water uit de vaart dronk omdat hij dorst had en de sleutel niet had en niet bij de buren wou aanbellen, en daarna gestorven is; o, weemoed van een verloren jeugd die nooit geweest is, en die voor eeuwig stilstaat in de tijd."
Gerard Kornelis van het Reve in Nader tot U Amsterdam 1966 p.21
zaterdag, december 09, 2006
"De verschrikking die 'dit rampzalig leven'inhoudt."
"Huize Algra, vrijdagmiddag 17 juli 1964. Ik weet, dat ik nog veel verder, zo ver als maar enigszins mogelijk is, zou moeten terugkeren in het Verleden, en dat ik tenslotte zelfs zou moeten proberen de grens van de nog gestalte hebbende herinnnering te overschrijden, want daarachter moet, van de verschrikking die 'dit rampzalig leven' inhoudt, de verklaring te vinden zijn.' Misschien zal het me, als ik nog lang genoeg leef, en blijf volhouden, eens gelukken, zodat ik eindelijk de verregende, donkere beelden -soms nog in het per ongeluk tot stilstand gekomen apparaat door de gloeiende projeksielamp bijna geheel in druipende stroop veranderd- zal kunnen duiden."
Gerard Kornelis van het Reve in Nader tot U Amsterdam 1966 p.21
tekst Reve monument Westerpark
"Huize Algra, vrijdagmiddag 17 juli 1964. Ik weet, dat ik nog veel verder, zo ver als maar enigszins mogelijk is, zou moeten terugkeren in het Verleden, en dat ik tenslotte zelfs zou moeten proberen de grens van de nog gestalte hebbende herinnnering te overschrijden, want daarachter moet, van de verschrikking die 'dit rampzalig leven' inhoudt, de verklaring te vinden zijn.' Misschien zal het me, als ik nog lang genoeg leef, en blijf volhouden, eens gelukken, zodat ik eindelijk de verregende, donkere beelden -soms nog in het per ongeluk tot stilstand gekomen apparaat door de gloeiende projeksielamp bijna geheel in druipende stroop veranderd- zal kunnen duiden."
Gerard Kornelis van het Reve in Nader tot U Amsterdam 1966 p.21
tekst Reve monument Westerpark
woensdag, december 06, 2006
De sociale positie van Sinterklaas (2)
'Het begon in mijn jeugd, toen hij op een middag na schooltijd op bezoek kwam. Ik had de gewoonte de korsten van mijn brood niet op te eten en toen hij binnenkwam, propte ik alles in mijn mond. Hij bracht snoepgoed en een speelgoeddraaimolen. Later begreep ik, dat hij in dienst van een winkel stond en de door ouders of andere familieleden gekochte geschenken aan huis bezorgde. Volgens het beginsel dus: niets voor niets. Dit is waarschijnlijk de koopbare, kapitalistische Sinterklaas, waarvan hierboven sprake was.
Eeen andere vorm is die, waarbij een oom als Sinterklaas optreedt bij de kinderen; hij is vol vrees, dat zijn stem herkend zal worden. Dit is een alleszins aanvaardbare Sinterklaas. Zijn optreden is een daad van vrijwilligheid en goedhartigheid, vrij vam zucht naar geldelijk gewin. Voordat hij komt, zingen de kinderen voor een schoorsteengat en zo het een huis met centrale verwarming is, voor een betraliede luchtkoker. Onverwachts werpt moeder uit een papieren puntzak het snoepgoed met een zwaaiende beweging over de vloer uit, zelf weer achter de deur wegschietend.
Deze beide verschijningsvormen zijn belangrijke uitersten. '
Gerard Reve in Verzameld Werk deel 6 Amsterdam/Antwerpen 2001 p. 89,90
'Het begon in mijn jeugd, toen hij op een middag na schooltijd op bezoek kwam. Ik had de gewoonte de korsten van mijn brood niet op te eten en toen hij binnenkwam, propte ik alles in mijn mond. Hij bracht snoepgoed en een speelgoeddraaimolen. Later begreep ik, dat hij in dienst van een winkel stond en de door ouders of andere familieleden gekochte geschenken aan huis bezorgde. Volgens het beginsel dus: niets voor niets. Dit is waarschijnlijk de koopbare, kapitalistische Sinterklaas, waarvan hierboven sprake was.
Eeen andere vorm is die, waarbij een oom als Sinterklaas optreedt bij de kinderen; hij is vol vrees, dat zijn stem herkend zal worden. Dit is een alleszins aanvaardbare Sinterklaas. Zijn optreden is een daad van vrijwilligheid en goedhartigheid, vrij vam zucht naar geldelijk gewin. Voordat hij komt, zingen de kinderen voor een schoorsteengat en zo het een huis met centrale verwarming is, voor een betraliede luchtkoker. Onverwachts werpt moeder uit een papieren puntzak het snoepgoed met een zwaaiende beweging over de vloer uit, zelf weer achter de deur wegschietend.
Deze beide verschijningsvormen zijn belangrijke uitersten. '
Gerard Reve in Verzameld Werk deel 6 Amsterdam/Antwerpen 2001 p. 89,90
maandag, december 04, 2006
De sociale positie van Sinterklaas (1)
'Voor fanatieke aanhangers van het Russische regeringssysteem zou het feit, dat in de Sovjetunie geen Sinterklaas in onze zin bestaat, een aanwijzing kunnen zijn om zonder moeite vast te stellen, dat Sinterklaas een voze, onwaarachtige, reformistische, tot verzoening der tegenstellingen tussen de klassen in het leven gehouden figuur is.'
Gerard Reve in Verzameld Werk deel 6 Amsterdam/Antwerpen 2001 p. 89
'Voor fanatieke aanhangers van het Russische regeringssysteem zou het feit, dat in de Sovjetunie geen Sinterklaas in onze zin bestaat, een aanwijzing kunnen zijn om zonder moeite vast te stellen, dat Sinterklaas een voze, onwaarachtige, reformistische, tot verzoening der tegenstellingen tussen de klassen in het leven gehouden figuur is.'
Gerard Reve in Verzameld Werk deel 6 Amsterdam/Antwerpen 2001 p. 89
woensdag, november 29, 2006
Roem
'U bent', zegt de groenteman,
'wel zo ongeveer de beste schrijver die we hebben.'
Die man zegt niet zo maar wat. Ik bedoel:
hij zou zoiets niet zeggen als het niet waar was.
Ik zwijg, en kijk stil voor mij uit,
en denk: 'Waarheen? Waarvoor? Waarom?'
Dutch Crossing, maart 1981
Gerard Reve in Schoon Schip 1945-1984
Amsterdam MCMXXXIV p.287
'U bent', zegt de groenteman,
'wel zo ongeveer de beste schrijver die we hebben.'
Die man zegt niet zo maar wat. Ik bedoel:
hij zou zoiets niet zeggen als het niet waar was.
Ik zwijg, en kijk stil voor mij uit,
en denk: 'Waarheen? Waarvoor? Waarom?'
Dutch Crossing, maart 1981
Gerard Reve in Schoon Schip 1945-1984
Amsterdam MCMXXXIV p.287
maandag, november 20, 2006
'Het is alles groots en grenzeloos'
" Snachts is hier de hemel onuitsprekelijk schoon: de Melkweg is een wolk van koud vuur, en Venus is duidelijk een bolletje, met volume, en niet alleen maar een betraand flikkerlicht. Toen we hier kwamen was de Maan nog bijna vol, en kon men bij haar licht de tekst van een niet al te klein gedrukt boek lezen. Het is alles groots en grenzeloos, maar wat God ermee bedoeld kan hebben, dat kan ik niet begrijpen. Laten we maar niet tobben. "
Gerard Reve, in Brieven aan Bernard S. Utrecht/Antwerpen MCMLXXXI p.40
" Snachts is hier de hemel onuitsprekelijk schoon: de Melkweg is een wolk van koud vuur, en Venus is duidelijk een bolletje, met volume, en niet alleen maar een betraand flikkerlicht. Toen we hier kwamen was de Maan nog bijna vol, en kon men bij haar licht de tekst van een niet al te klein gedrukt boek lezen. Het is alles groots en grenzeloos, maar wat God ermee bedoeld kan hebben, dat kan ik niet begrijpen. Laten we maar niet tobben. "
Gerard Reve, in Brieven aan Bernard S. Utrecht/Antwerpen MCMLXXXI p.40
woensdag, november 15, 2006
Wiegelied
Jakob's Kampf am Pniel (1637)Theobaldikapelle Wernigerode
Wiegelied
Ik ging nuchter naar bed, en kon niet slapen.
Toen ik tenslotte sliep, dreunde het huis
en worstelde ik met iemand.
Niet tot de ochtend: toen ik weer wakker werd, was het
nog nacht.
Ook wist ik niets meer van een zegen.
Gerard Kornelis van het Reve in Nader tot U Amsterdam 1966 p. 146
"Het begin van het fragment is eenvoudig: de held van het verhaal is dronken en strompelt naar huis, terwijl hij, vol goede voornemens, zichzelf moed inspreekt: 'Ik moest vechten - met God en mensen zou ik worstelen, en ik zou overwinnen, zag ik nu.' Een heel oud, bijbels beeld*, waarbij men onmiddellijk denkt aan Jacob, die een gehele nacht strijdt met iemand die in sommige vertalingen een engel, in andere een man en in weer andere een mens wordt genoemd. Er is veel duisters in deze Bijbelplaats, maar één van de geldige betekenissen moet toch zijn, dat Jacob hier met God strijdt als met een immanent, onbewust want de nachtzijde van de ziel vertolkend Wezen, dat van Meester Slaaf moet worden om ten slotte, als Broeder, Jacob te zegenen."
Gerard Kornelis van het Reve in Vier Pleidooien, "Pleitrede Voor Het Hof" Amsterdam 1972, tweede druk p. 29
*Gen.32:22-32
Jakob's Kampf am Pniel (1637)Theobaldikapelle Wernigerode
Wiegelied
Ik ging nuchter naar bed, en kon niet slapen.
Toen ik tenslotte sliep, dreunde het huis
en worstelde ik met iemand.
Niet tot de ochtend: toen ik weer wakker werd, was het
nog nacht.
Ook wist ik niets meer van een zegen.
Gerard Kornelis van het Reve in Nader tot U Amsterdam 1966 p. 146
"Het begin van het fragment is eenvoudig: de held van het verhaal is dronken en strompelt naar huis, terwijl hij, vol goede voornemens, zichzelf moed inspreekt: 'Ik moest vechten - met God en mensen zou ik worstelen, en ik zou overwinnen, zag ik nu.' Een heel oud, bijbels beeld*, waarbij men onmiddellijk denkt aan Jacob, die een gehele nacht strijdt met iemand die in sommige vertalingen een engel, in andere een man en in weer andere een mens wordt genoemd. Er is veel duisters in deze Bijbelplaats, maar één van de geldige betekenissen moet toch zijn, dat Jacob hier met God strijdt als met een immanent, onbewust want de nachtzijde van de ziel vertolkend Wezen, dat van Meester Slaaf moet worden om ten slotte, als Broeder, Jacob te zegenen."
Gerard Kornelis van het Reve in Vier Pleidooien, "Pleitrede Voor Het Hof" Amsterdam 1972, tweede druk p. 29
*Gen.32:22-32
woensdag, november 08, 2006
Niet voor niets geleefd
Als iemand door niets en niemand getroost kan worden... Niet door de grote Trooster, "Die met U zal zijn tot het einde der wereld", en niet door de grote Troosteres, ik bedoel de Moeder van God, als iemand er zo aan toe is...Ik uit geen kritiek op die goddelijke instanties, die nooit kunnen falen, maar het kan gebeuren. dat iemand de weg daarheen, en de toegang niet vinden kan... Maar als zo iemand dan door een boek van mij, door iets wat ik geschreven heb, getroost en gesterkt zou kunnen worden...Als dát mogelijk is, ja dan moet ik wel zeggen: "Ik heb niet voor niets geschreven. Ik heb niet voor niets geleefd."
Gerard Reve in: NRC Handelsblad 1 februari 1985
Als iemand door niets en niemand getroost kan worden... Niet door de grote Trooster, "Die met U zal zijn tot het einde der wereld", en niet door de grote Troosteres, ik bedoel de Moeder van God, als iemand er zo aan toe is...Ik uit geen kritiek op die goddelijke instanties, die nooit kunnen falen, maar het kan gebeuren. dat iemand de weg daarheen, en de toegang niet vinden kan... Maar als zo iemand dan door een boek van mij, door iets wat ik geschreven heb, getroost en gesterkt zou kunnen worden...Als dát mogelijk is, ja dan moet ik wel zeggen: "Ik heb niet voor niets geschreven. Ik heb niet voor niets geleefd."
Gerard Reve in: NRC Handelsblad 1 februari 1985
donderdag, november 02, 2006
dinsdag, oktober 24, 2006
'Een of ander verdriet, gemis of verlatenheid'
"In het midden van de boot, op de zeer ondiepe bodem, zat een jongen van naar schatting de leeftijd van Wallie. Noch de roerganger, noch de op het boord gezeten man keurde ons ook maar één blik waardig, maar de in het midden van de boot, met gekruiste handen over zijn opgetrokken knieën gezeten jongen keek ons aan. Hij was niet gekleed als de beide anderen, maar droeg een grijs met wit geblokte pullover, waaronder een kaki, openstaand hemd, en een bruine korte broek.
Het kon zijn, dat ik mij wederom van alles verbeeldde, maar de blik waarmede hij mij aankeek, en de trekken van zijn schuwe, bleke gezicht drukte, zo wilde het mij voorkomen, een of ander verdriet, gemis of verlatenheid uit. En bij die indruk, die op niets anders gegrond was dan op de korte flits van beschouwen terwijl we elkaar passeerden, voegde zich de gedachte dat hij, net als ik in de kano, zich tegen zijn zin in de boot bevond, en tegen zijn eigenlijke wil er zich met de beide anderen mede op het water begeven had."
Gerard Reve in Oud en Eenzaam Amsterdam/Brussel MCMLXXVIII p.229
"In het midden van de boot, op de zeer ondiepe bodem, zat een jongen van naar schatting de leeftijd van Wallie. Noch de roerganger, noch de op het boord gezeten man keurde ons ook maar één blik waardig, maar de in het midden van de boot, met gekruiste handen over zijn opgetrokken knieën gezeten jongen keek ons aan. Hij was niet gekleed als de beide anderen, maar droeg een grijs met wit geblokte pullover, waaronder een kaki, openstaand hemd, en een bruine korte broek.
Het kon zijn, dat ik mij wederom van alles verbeeldde, maar de blik waarmede hij mij aankeek, en de trekken van zijn schuwe, bleke gezicht drukte, zo wilde het mij voorkomen, een of ander verdriet, gemis of verlatenheid uit. En bij die indruk, die op niets anders gegrond was dan op de korte flits van beschouwen terwijl we elkaar passeerden, voegde zich de gedachte dat hij, net als ik in de kano, zich tegen zijn zin in de boot bevond, en tegen zijn eigenlijke wil er zich met de beide anderen mede op het water begeven had."
Gerard Reve in Oud en Eenzaam Amsterdam/Brussel MCMLXXVIII p.229
zaterdag, oktober 21, 2006
maandag, oktober 16, 2006
'Wat valt er bij jou af te luisteren? '
Structureel geweld
Terwijl hij zijn 14de flesje pils uit de krat trekt
en met de wipper, zonder te kijken, kreunend openduwt
-zoals de orang oetan, zonder zijn blik van het publiek te wenden,
een pinda tussen duim en dierenvinger knappend pelt-
klaagt Hugo R. luid tot mij voort:
'Mijn lijn wordt afgetapt. Al maanden.'
'Je wàt wordt afgetapt?'
'Mijn telefoon. Ik word afgeluisterd: het klikt.'
'Ongehoord,' zeg ik, terwijl ik denk:
'Wat valt er bij jou af te luisteren? '
Gerard Reve in Het Zingend Hart Amsterdam 1973 p.35
Structureel geweld
Terwijl hij zijn 14de flesje pils uit de krat trekt
en met de wipper, zonder te kijken, kreunend openduwt
-zoals de orang oetan, zonder zijn blik van het publiek te wenden,
een pinda tussen duim en dierenvinger knappend pelt-
klaagt Hugo R. luid tot mij voort:
'Mijn lijn wordt afgetapt. Al maanden.'
'Je wàt wordt afgetapt?'
'Mijn telefoon. Ik word afgeluisterd: het klikt.'
'Ongehoord,' zeg ik, terwijl ik denk:
'Wat valt er bij jou af te luisteren? '
Gerard Reve in Het Zingend Hart Amsterdam 1973 p.35
woensdag, oktober 11, 2006
"In de spiegel van een duistere rede"
'God had het zo gesteld, dat ik veroordeeld of geroepen was, de enig werkelijke Liefde en geen andere te zoeken, waarbij ik haar nooit anders dan uit de verte zoude mogen zien, onherkenbaar vervormd 'in de spiegel van een duistere rede', en nooit 'van aangezicht tot aangezicht', en haar nooit zoude mogen aanraken, net zo min als enig mens God kon zien of aanraken en kon leven. Zo zat het en niet anders. Het was min of meer mijn hel, of op zijn minst mijn vagevuur, en onbegrijpelijk, mijn begrip en dat van ieder mens te boven gaand, maar Hij had het, in Zijn onmetelijke genade jegens mij, aldus beschikt, en daarom was het goed...In Hem 'bewoog' -ik grinnikte even bij dit woord, dubbelzinnig als het op dit ogenblik was- 'en leefde' ik, uitverkoren om op volmaakte wijze te mogen gehoorzamen aan Zijn wil. "Geloofd weze Zijn naam'..'
Gerard Reve, in Moeder en Zoon, Amsterdam/Antwerpen MCMLXXX p.182
'God had het zo gesteld, dat ik veroordeeld of geroepen was, de enig werkelijke Liefde en geen andere te zoeken, waarbij ik haar nooit anders dan uit de verte zoude mogen zien, onherkenbaar vervormd 'in de spiegel van een duistere rede', en nooit 'van aangezicht tot aangezicht', en haar nooit zoude mogen aanraken, net zo min als enig mens God kon zien of aanraken en kon leven. Zo zat het en niet anders. Het was min of meer mijn hel, of op zijn minst mijn vagevuur, en onbegrijpelijk, mijn begrip en dat van ieder mens te boven gaand, maar Hij had het, in Zijn onmetelijke genade jegens mij, aldus beschikt, en daarom was het goed...In Hem 'bewoog' -ik grinnikte even bij dit woord, dubbelzinnig als het op dit ogenblik was- 'en leefde' ik, uitverkoren om op volmaakte wijze te mogen gehoorzamen aan Zijn wil. "Geloofd weze Zijn naam'..'
Gerard Reve, in Moeder en Zoon, Amsterdam/Antwerpen MCMLXXX p.182
dinsdag, oktober 10, 2006
'Ik ben wel thuis, maar houd de deur op slot.'
Oost, West
Ik ben wel thuis, maar houd de deur op slot.
Zodoende denken ze, als ze aan de deur komen,
dat ik niet thuis ben.
Maar ik ben er wel.
Het is waarlijk juist en passend
dat ze denken dat ik niet thuis ben,
want ik wil alleen zijn, met U,
en tegen U praten en schreeuwen, al geeft U geen antwoord.
(1965)
Gerard Reve in Verzamelde Gedichten Amsterdam 1987 p.48
Oost, West
Ik ben wel thuis, maar houd de deur op slot.
Zodoende denken ze, als ze aan de deur komen,
dat ik niet thuis ben.
Maar ik ben er wel.
Het is waarlijk juist en passend
dat ze denken dat ik niet thuis ben,
want ik wil alleen zijn, met U,
en tegen U praten en schreeuwen, al geeft U geen antwoord.
(1965)
Gerard Reve in Verzamelde Gedichten Amsterdam 1987 p.48
zondag, oktober 08, 2006
8 april 2006-8 oktober 2006
'De dood is een poort..'
"De dood is een poort. MENEER. En als je me vraagt: waarheen, dan weet ik het niet. De dood is geen zinloze ondergang, dat niet. Het klinkt mooi om te zeggen, dat door de dood het leven weer perspectief en diepte krijgt -ja. tel uit je winst. Misschien zijn de zuiverste gedachten over de dood ook wel de ellendigste en onverdraaglijkste, terwijl het toch de juiste gedachten zijn.
....
HET GAAT MIJ OM EEN ENKEL DING, maar het is toch vrij diep verborgen, wordt nog vrij diep verstopt... De joden mochten de naam niet uitspreken.
...
...
God
...
..."
Gerard Reve In Gesprek Interviews, Baarn 1983 p. 144, 146
Interview Jouke Mulders met G.K. van het Reve, "Ik moet werken, anders word ik gek" in Elseviers Magazine, 29 april 1972
'De dood is een poort..'
"De dood is een poort. MENEER. En als je me vraagt: waarheen, dan weet ik het niet. De dood is geen zinloze ondergang, dat niet. Het klinkt mooi om te zeggen, dat door de dood het leven weer perspectief en diepte krijgt -ja. tel uit je winst. Misschien zijn de zuiverste gedachten over de dood ook wel de ellendigste en onverdraaglijkste, terwijl het toch de juiste gedachten zijn.
....
HET GAAT MIJ OM EEN ENKEL DING, maar het is toch vrij diep verborgen, wordt nog vrij diep verstopt... De joden mochten de naam niet uitspreken.
...
...
God
...
..."
Gerard Reve In Gesprek Interviews, Baarn 1983 p. 144, 146
Interview Jouke Mulders met G.K. van het Reve, "Ik moet werken, anders word ik gek" in Elseviers Magazine, 29 april 1972
zondag, oktober 01, 2006
'ik althans geloof niet meer in enige verlossing buiten Haar om...'
*Onze Lieve Vrouw ter Nood, Heiloo
"Greonterp, 14 september 1967
Lieve Bul,
Ik zoude donderdag graag een beleefdheidsbezoek willen afleggen bij mijn arts in Amsterdam, maar onderweg naar Amsterdam wilde ik nog twee andere dingen doen: 1. ergens in een park zeer veel rozenbottels oogsten, om er sjem van te maken; 2. langs Heiloo gaan, & het heiligdom van Maria ter Nood * bezoeken, en voor Haar twee kaarsen ontsteken. Het is bijna geen omweg. Ik gevoel dat ik Haar verwaarloos, terwijl toch Haar status niet veel verschilt van die van Haar Zoon: ik althans geloof niet meer in enige verlossing buiten Haar om, al mag je dat, geloof ik, nog niet hardop zeggen.
Erg dronken, in het geheim, maar afschuwelijk goed bij mijn verstand. Zo zie je. Uw toegenegen & getrouwe lange vriend
Gerard"
Gerard Reve, in Het Lieve Leven Amsterdam 1974 p. 26
*Onze Lieve Vrouw ter Nood, Heiloo
"Greonterp, 14 september 1967
Lieve Bul,
Ik zoude donderdag graag een beleefdheidsbezoek willen afleggen bij mijn arts in Amsterdam, maar onderweg naar Amsterdam wilde ik nog twee andere dingen doen: 1. ergens in een park zeer veel rozenbottels oogsten, om er sjem van te maken; 2. langs Heiloo gaan, & het heiligdom van Maria ter Nood * bezoeken, en voor Haar twee kaarsen ontsteken. Het is bijna geen omweg. Ik gevoel dat ik Haar verwaarloos, terwijl toch Haar status niet veel verschilt van die van Haar Zoon: ik althans geloof niet meer in enige verlossing buiten Haar om, al mag je dat, geloof ik, nog niet hardop zeggen.
Erg dronken, in het geheim, maar afschuwelijk goed bij mijn verstand. Zo zie je. Uw toegenegen & getrouwe lange vriend
Gerard"
Gerard Reve, in Het Lieve Leven Amsterdam 1974 p. 26
'Enerlei adem en dezelfde stem. "
"Ik zweeg, Woelrat bewoog zich niet, en staarde naar het plafond. De stilte die inviel, begon zich te vullen met het verleden, en spoedig zou ik wederom moeten denken aan de doden. Het verleden rukte telkens verder op, en schoof nader: het scheen, of het probeerde ons in te halen, wat vreemd was, want het was immers ergens terugwaarts in de tijd geschied en zou daar, onbeweeglijk, voor immer dienen te blijven. De doden waren ver achter mij aan de kant van mulle wegen in donkere huiverende dennenwouden, in de naaldbedekte grond besteld, en de opgehoogde aarde van hunne graven was reeds verstoven en weggespoeld door wind en regen, en onvindbaar geworden. Niettemin marcheerden zij in onze rijen mede. Waren zij werkelijk wel gedoden, en hadden wij eigenlijk niet met hen 'enerlei adem' en dezelfde stem? Zij klaagden, beschuldigend en verwijtend, de doden, hardnekkig iets bewerend waarmede niemand het eens of oneens kon zijn, en hunne stemmen waren van eenzelfde hese klacht als de onze."
Gerard Reve, Lieve Jongens Amsterdam/Antwerpen 1994, vierde druk p. 9
Beginpassage van hoofdstuk I Het Volle Leven
"Ik zweeg, Woelrat bewoog zich niet, en staarde naar het plafond. De stilte die inviel, begon zich te vullen met het verleden, en spoedig zou ik wederom moeten denken aan de doden. Het verleden rukte telkens verder op, en schoof nader: het scheen, of het probeerde ons in te halen, wat vreemd was, want het was immers ergens terugwaarts in de tijd geschied en zou daar, onbeweeglijk, voor immer dienen te blijven. De doden waren ver achter mij aan de kant van mulle wegen in donkere huiverende dennenwouden, in de naaldbedekte grond besteld, en de opgehoogde aarde van hunne graven was reeds verstoven en weggespoeld door wind en regen, en onvindbaar geworden. Niettemin marcheerden zij in onze rijen mede. Waren zij werkelijk wel gedoden, en hadden wij eigenlijk niet met hen 'enerlei adem' en dezelfde stem? Zij klaagden, beschuldigend en verwijtend, de doden, hardnekkig iets bewerend waarmede niemand het eens of oneens kon zijn, en hunne stemmen waren van eenzelfde hese klacht als de onze."
Gerard Reve, Lieve Jongens Amsterdam/Antwerpen 1994, vierde druk p. 9
Beginpassage van hoofdstuk I Het Volle Leven
woensdag, september 27, 2006
‘,,,of het zou moeten zijn omdat ik hoop, dat de Genade zich door mijn pen zou kunnen openbaren.’
Diederik van Vleuten - Kroontjespen Gerard Reve
“…ik weet niet, wat wezenlijk en beslissend is geweest in mijn leven, en wat niet. Als zo dikwijls, komt ook nu mijn eigen leven mij als onbelangrijk en zinloos voor, en zie ik nergens in dit leven iets dat groots of heldhaftig genoemd zou mogen worden of dat, in helderheid en geladenheid, de kracht zou bezitten van een symbool, dat het zin en duiding zou kunnen geven.
Wat ik hier vermeld, geldt wellicht gelijkelijk voor elk mensenleven. Het menselijk leven kan slechts zin en duiding verkrijgen door de goddelijke genade, en die genade onttrekt zich aan de zeggenschap en de kennis van mensen: aldus weet ik niet en zal ik nooit weten, of mijn leven deze zin en duiding ooit, door wie dan ook, te vinden en aan te wijzen zou zijn.
Waarom dan beschrijf ik een leven, waarin ik geen duiding of zin kan ontdekken? Ik zou het niet kunnen zeggen, of het zou moeten zijn omdat ik hoop, dat de Genade zich door mijn pen zou kunnen openbaren.”
Gerard Reve in Oud en Eenzaam Amsterdam/Brussel MCMLXXVIII p. 9 (proloog)
Diederik van Vleuten - Kroontjespen Gerard Reve
“…ik weet niet, wat wezenlijk en beslissend is geweest in mijn leven, en wat niet. Als zo dikwijls, komt ook nu mijn eigen leven mij als onbelangrijk en zinloos voor, en zie ik nergens in dit leven iets dat groots of heldhaftig genoemd zou mogen worden of dat, in helderheid en geladenheid, de kracht zou bezitten van een symbool, dat het zin en duiding zou kunnen geven.
Wat ik hier vermeld, geldt wellicht gelijkelijk voor elk mensenleven. Het menselijk leven kan slechts zin en duiding verkrijgen door de goddelijke genade, en die genade onttrekt zich aan de zeggenschap en de kennis van mensen: aldus weet ik niet en zal ik nooit weten, of mijn leven deze zin en duiding ooit, door wie dan ook, te vinden en aan te wijzen zou zijn.
Waarom dan beschrijf ik een leven, waarin ik geen duiding of zin kan ontdekken? Ik zou het niet kunnen zeggen, of het zou moeten zijn omdat ik hoop, dat de Genade zich door mijn pen zou kunnen openbaren.”
Gerard Reve in Oud en Eenzaam Amsterdam/Brussel MCMLXXVIII p. 9 (proloog)
zondag, september 24, 2006
'Op de rug van een grote vis gezeten, naar de Maan..'
Een droom
"Toen ik acht of negen jaar oud was, of misschien zelfs nog jonger, had ik een droom, die mij, mogelijk nog door zijn sprookjesachtig karakter, tot in ieder detail is bijgebleven. In mijn droom reisde ik, schrijlings op . De Maan ontving mij zeer vriendelijk, en na afloop van mijn bezoek vergezelde zij mij huiswaarts. De grote vis hield in de lucht stil voor het raam van een bovenverdieping van de ouderlijke woning, waar, aan de straatzijde, mijn vader zijn werkkamer had. Het raam van zijn kamer was gesloten, maar niettemin tilde de Maan mij van de rug van de vis, en probeerde ze mij door het gesloten raam heen de kamer binnen te zetten. Haar pogingen mislukten uiteraard, en ze liet me vallen. Ik belandde op de grond van de voortuin, en hier hield de droom op, want ik werd wakker."
Gerard Reve in Brieven aan mijn Lijfarts, Amsterdam/Antwerpen 1992 p. 153
Een droom
"Toen ik acht of negen jaar oud was, of misschien zelfs nog jonger, had ik een droom, die mij, mogelijk nog door zijn sprookjesachtig karakter, tot in ieder detail is bijgebleven. In mijn droom reisde ik, schrijlings op . De Maan ontving mij zeer vriendelijk, en na afloop van mijn bezoek vergezelde zij mij huiswaarts. De grote vis hield in de lucht stil voor het raam van een bovenverdieping van de ouderlijke woning, waar, aan de straatzijde, mijn vader zijn werkkamer had. Het raam van zijn kamer was gesloten, maar niettemin tilde de Maan mij van de rug van de vis, en probeerde ze mij door het gesloten raam heen de kamer binnen te zetten. Haar pogingen mislukten uiteraard, en ze liet me vallen. Ik belandde op de grond van de voortuin, en hier hield de droom op, want ik werd wakker."
Gerard Reve in Brieven aan mijn Lijfarts, Amsterdam/Antwerpen 1992 p. 153
donderdag, september 21, 2006
Herfstdraden
'Een paar kleine boombladeren, kennelijk door de wind meegevoerd uit een nabijgelegen park, dwarrelden neer in de binnenplaats, Ze werden op hun tocht naar beneden vergezeld door enige dunne, stofachtige draden. "Waarom kunnen ze hun stof niet aan de voorkant boven de straat uitslaan? ", zuchtte ze. "Vuile varkens."
"Hè?", vroeg John.
"Smerig tuig is het allemaal," zei ze bitter, terwijl ze omhoog keek en met haar hand een gebaar maakte naar het plafond. "Kijk al dat stof eens dat naar beneden komt! Ze nemen niet eens de moeite om te kijken of iemand zijn ramen of deuren openstaan." Opnieuw daalde er een aantal van dezelfde grijze, dunne draden neer. John volgde ze met zijn ogen.
'Dat is geen stof, Mana, ' zei hij, scherp naar buiten turend. 'Het is dat spul dat van de bomen komt.'
G.K. Van het Reve, in Herfstdraden, Amsterdam 1967 p. 35
'Een paar kleine boombladeren, kennelijk door de wind meegevoerd uit een nabijgelegen park, dwarrelden neer in de binnenplaats, Ze werden op hun tocht naar beneden vergezeld door enige dunne, stofachtige draden. "Waarom kunnen ze hun stof niet aan de voorkant boven de straat uitslaan? ", zuchtte ze. "Vuile varkens."
"Hè?", vroeg John.
"Smerig tuig is het allemaal," zei ze bitter, terwijl ze omhoog keek en met haar hand een gebaar maakte naar het plafond. "Kijk al dat stof eens dat naar beneden komt! Ze nemen niet eens de moeite om te kijken of iemand zijn ramen of deuren openstaan." Opnieuw daalde er een aantal van dezelfde grijze, dunne draden neer. John volgde ze met zijn ogen.
'Dat is geen stof, Mana, ' zei hij, scherp naar buiten turend. 'Het is dat spul dat van de bomen komt.'
G.K. Van het Reve, in Herfstdraden, Amsterdam 1967 p. 35
dinsdag, september 19, 2006
maandag, september 18, 2006
'Zo lief, zo rood, zo vol, maar ook zo laag'
"Mens en Kosmos
Uit het kafee gekomen, zagen we dat de Maan er weer prima bijstond
Zo lief, zo rood, zo vol, maar ook zo laag:
een kwestie van een trapleer of op iemands schouder staan, meer niet."
Gerard Reve, in Het Zingend Hart Amsterdam tweede druk 1973 p.15
"Mens en Kosmos
Uit het kafee gekomen, zagen we dat de Maan er weer prima bijstond
Zo lief, zo rood, zo vol, maar ook zo laag:
een kwestie van een trapleer of op iemands schouder staan, meer niet."
Gerard Reve, in Het Zingend Hart Amsterdam tweede druk 1973 p.15
zondag, september 17, 2006
'...zulk een betoverende nacht...'
"Een paar dagen was het zulk een betoverende nacht, zulke heb je ongeveer een à twee keer per week: zo helder, dat je op Gibraltar een bloempot in de vensterbank zou moeten kunnen zien, indien je ogen opties die afstand, ik denk een kilometer of acht, aankonden, en met een goede teleskoop zou je, ongehinderd door enige waterdamp of trilling, een vlieg op een raam moeten kunnen zien zitten. In zulke nachten openbaart zich God, en de Maan is dan geel, als messing, terwijl Venus niet een felle ster is, zoals bij ons, maar een heel klein maantje, ik bedoel dat zij niet twinkelt, maar duidelijk volume heeft, als je begrijpt wat ik bedoel. Ook koelt het dan heerlijk af, tot wel 26 of 27 graden Celsius denk ik. In het hotel duurt het langer, en eigenlijk kun je pas naar bed en echt je moe uitstrekken en je laken plus sprei bovenop je verdragen als het vier uur in de morgen is geworden."
gerard Reve in Brieven aan Josine M. 1959-1975 Amsterdam eerste druk 1981 p.56
"Een paar dagen was het zulk een betoverende nacht, zulke heb je ongeveer een à twee keer per week: zo helder, dat je op Gibraltar een bloempot in de vensterbank zou moeten kunnen zien, indien je ogen opties die afstand, ik denk een kilometer of acht, aankonden, en met een goede teleskoop zou je, ongehinderd door enige waterdamp of trilling, een vlieg op een raam moeten kunnen zien zitten. In zulke nachten openbaart zich God, en de Maan is dan geel, als messing, terwijl Venus niet een felle ster is, zoals bij ons, maar een heel klein maantje, ik bedoel dat zij niet twinkelt, maar duidelijk volume heeft, als je begrijpt wat ik bedoel. Ook koelt het dan heerlijk af, tot wel 26 of 27 graden Celsius denk ik. In het hotel duurt het langer, en eigenlijk kun je pas naar bed en echt je moe uitstrekken en je laken plus sprei bovenop je verdragen als het vier uur in de morgen is geworden."
gerard Reve in Brieven aan Josine M. 1959-1975 Amsterdam eerste druk 1981 p.56
donderdag, september 14, 2006
'Met een zekere weemoed..'
"Met een zekere weemoed denk ik aan andere feesten, die hier eens gehouden zijn: dat van werkelijk wel een jaar of drie geleden, toen Oofi, op het feest van jaar jaardag, hartje zomer, omtrent drie uur smorgens, midden in het feestgedruis, in een hoogst patetiese geste ( net als ‘werkers’ die te veel Russiese films hebben gezien, bij een door de politie onder vuur genomen straatdemonstratie, dat met hun overhemd doen) een fraaie, roze hemdjurk van voren, als de voorhang van een Tempel, integraal in tweeën scheurde, waarna haar schaamte slechts verhuld kon worden door twee vriendinnen, die haar snel met mantels bedekten en afvoerden naar een kamertje waar een bed stond met slechts een lege matras erop, en waar ik haar, voortdurend omvallend, probeerde te troosten door haar de Ware Natuur Gods uit te leggen, terwijl zij in haar kleding een of ander geheim papier probeerde te vinden, en waar, ter chaperonnering, elke vijf minuten even zorgzame als wantrouwende vriendinnen binnenkwamen; van welk feest ik, bij het allereerste, schemerige ochtendkrieken, mij uitsluitend op de zon oriënterend, dwars door villatuinen, lege zwembassins, rietpercelen en weilanden waar paarden en hoornvee aan mij kwamen ruiken zonder mij kwaad te doen, er in slaagde de rijksweg te bereiken, onderweg een wit, houten bord op een paal waargenomen hebbend welks opschrift WERKDROGER 11, of een tekst van gelijke strekking, mij tot op deze dag is blijven intrigeren; waarna een met aluminium beklede vleesauto uit Herenveen, op weg naar het abattoir van Amsterdam, mij meenam, zodat ik al om zeven uur thuis was."
Gerard Reve in Op Weg Naar Het Einde Amsterdam 1963 p.50,51
Zie ook mijn Gerard Reve Weblog over deze zin.
"Met een zekere weemoed denk ik aan andere feesten, die hier eens gehouden zijn: dat van werkelijk wel een jaar of drie geleden, toen Oofi, op het feest van jaar jaardag, hartje zomer, omtrent drie uur smorgens, midden in het feestgedruis, in een hoogst patetiese geste ( net als ‘werkers’ die te veel Russiese films hebben gezien, bij een door de politie onder vuur genomen straatdemonstratie, dat met hun overhemd doen) een fraaie, roze hemdjurk van voren, als de voorhang van een Tempel, integraal in tweeën scheurde, waarna haar schaamte slechts verhuld kon worden door twee vriendinnen, die haar snel met mantels bedekten en afvoerden naar een kamertje waar een bed stond met slechts een lege matras erop, en waar ik haar, voortdurend omvallend, probeerde te troosten door haar de Ware Natuur Gods uit te leggen, terwijl zij in haar kleding een of ander geheim papier probeerde te vinden, en waar, ter chaperonnering, elke vijf minuten even zorgzame als wantrouwende vriendinnen binnenkwamen; van welk feest ik, bij het allereerste, schemerige ochtendkrieken, mij uitsluitend op de zon oriënterend, dwars door villatuinen, lege zwembassins, rietpercelen en weilanden waar paarden en hoornvee aan mij kwamen ruiken zonder mij kwaad te doen, er in slaagde de rijksweg te bereiken, onderweg een wit, houten bord op een paal waargenomen hebbend welks opschrift WERKDROGER 11, of een tekst van gelijke strekking, mij tot op deze dag is blijven intrigeren; waarna een met aluminium beklede vleesauto uit Herenveen, op weg naar het abattoir van Amsterdam, mij meenam, zodat ik al om zeven uur thuis was."
Gerard Reve in Op Weg Naar Het Einde Amsterdam 1963 p.50,51
Zie ook mijn Gerard Reve Weblog over deze zin.
woensdag, september 13, 2006
'Geoudehoer'
"Er is niets tegen geoudehoer, zolang er maar Gods zegen op rust, dat is wat ik altijd zeg. Trouwens, alsof het niet juist de kleine, zo vaak onopgemerkt blijvende en te weinig gewaardeerde dingen in het leven zijn, die dit zijn inhoud geven! "
Gerard Kornelis van het Reve, Op Weg Naar Het Einde, Amsterdam 1963 p.48, 49
"Er is niets tegen geoudehoer, zolang er maar Gods zegen op rust, dat is wat ik altijd zeg. Trouwens, alsof het niet juist de kleine, zo vaak onopgemerkt blijvende en te weinig gewaardeerde dingen in het leven zijn, die dit zijn inhoud geven! "
Gerard Kornelis van het Reve, Op Weg Naar Het Einde, Amsterdam 1963 p.48, 49
maandag, september 11, 2006
Plukarbeid (2)
"Onder of boven nul, dat maakt een groot verschil. De ganse natuur verandert erdoor heb ik ergens gelezen. Nog geen drie dagen geleden zag de schepping er inderdaad totaal anders uit, toen ik, na mijn thuiskomst van een lezing in G., de twee van de echtgenote van de plaatselijke veearts ten geschenke gekregen houtsnippen, buiten, want zulk zacht weer was het, op een bank aan de haven, ben gaan zitten plukken, op een punt dat vele aanhangers van de Griekse beginselen tot centrum van hun namiddaglijk en avondlijk jachtterrein dient; waar zich dan ook, tegen half vier, een zeer fraaie en begeerlijke danser vertoonde doch mij, vanwege mijn plukarbeid, seksueel niet wist te interpreteren."
Gerard Kornelis van het Reve, Op Weg Naar Het Einde, Amsterdam 1963 p.48
"Onder of boven nul, dat maakt een groot verschil. De ganse natuur verandert erdoor heb ik ergens gelezen. Nog geen drie dagen geleden zag de schepping er inderdaad totaal anders uit, toen ik, na mijn thuiskomst van een lezing in G., de twee van de echtgenote van de plaatselijke veearts ten geschenke gekregen houtsnippen, buiten, want zulk zacht weer was het, op een bank aan de haven, ben gaan zitten plukken, op een punt dat vele aanhangers van de Griekse beginselen tot centrum van hun namiddaglijk en avondlijk jachtterrein dient; waar zich dan ook, tegen half vier, een zeer fraaie en begeerlijke danser vertoonde doch mij, vanwege mijn plukarbeid, seksueel niet wist te interpreteren."
Gerard Kornelis van het Reve, Op Weg Naar Het Einde, Amsterdam 1963 p.48
zondag, september 10, 2006
woensdag, september 06, 2006
dinsdag, september 05, 2006
maandag, september 04, 2006
'Een oude stofzuiger zonder antiekwaarde'
"Wie God niet vreest, is tot alles in staat, omdat hij niet kan inzien dat het leven heilig is omdat het goddelijk is. Zonder het besef dat de mens van Gods geslacht is, is die mens een kip of een zak aardappelen of een oude stofzuiger zonder antiekwaarde. Zo, dat ben ik tenminste weder kwijt."
Gerard Reve, in Brieven aan Josine M. 1959-1982 Amsterdam/Antwerpen tweede druk 1994 p.441
"Wie God niet vreest, is tot alles in staat, omdat hij niet kan inzien dat het leven heilig is omdat het goddelijk is. Zonder het besef dat de mens van Gods geslacht is, is die mens een kip of een zak aardappelen of een oude stofzuiger zonder antiekwaarde. Zo, dat ben ik tenminste weder kwijt."
Gerard Reve, in Brieven aan Josine M. 1959-1982 Amsterdam/Antwerpen tweede druk 1994 p.441
vrijdag, september 01, 2006
"Het is een raar ding om te bedenken,
dat mijn oor er nog aan zit..."
Vincent van Gogh, Zelfportret met verbonden oor Arles 1889
Thans moet de Grote Droon wederom afscheid van u nemen.
Bewaart toch, Broeders en Zusters, onder ulieden goede eendracht, en bevordert met alle wettige middelen de ontwikkeling van zoveel mogelijk kukel, al zijn aan de heerschappij van het verstand grenzen gesteld, aangezien 's mensen geleerdheid hem gemakkelijk tot razernij kan voeren, en te veel over dingen nadenken en piekeren, dat is ook niet goed, kijk bij wijze van spreken maar weer eens bij Van Gogh: die schreef ook brieven, hebt u daar wel eens bij stilgestaan, maar hij leverde er illustraties bij. Het is een raar ding om te bedenken, dat mijn oor er nog aan zit, en indertijd alleen maar doormidden is gebeten: half werk, mogen we wel zeggen -in elk geval zie ik er nog geen voldoende duidelijke aanwijzing in, dat ik pen en papier door palet en penseel zou moeten vervangen."
Gerard Kornelis van het Reve in Op Weg Naar het Einde Amsterdam 1963 p.130, 131 slot van De Brief uit Schrijversland
dat mijn oor er nog aan zit..."
Vincent van Gogh, Zelfportret met verbonden oor Arles 1889
Thans moet de Grote Droon wederom afscheid van u nemen.
Bewaart toch, Broeders en Zusters, onder ulieden goede eendracht, en bevordert met alle wettige middelen de ontwikkeling van zoveel mogelijk kukel, al zijn aan de heerschappij van het verstand grenzen gesteld, aangezien 's mensen geleerdheid hem gemakkelijk tot razernij kan voeren, en te veel over dingen nadenken en piekeren, dat is ook niet goed, kijk bij wijze van spreken maar weer eens bij Van Gogh: die schreef ook brieven, hebt u daar wel eens bij stilgestaan, maar hij leverde er illustraties bij. Het is een raar ding om te bedenken, dat mijn oor er nog aan zit, en indertijd alleen maar doormidden is gebeten: half werk, mogen we wel zeggen -in elk geval zie ik er nog geen voldoende duidelijke aanwijzing in, dat ik pen en papier door palet en penseel zou moeten vervangen."
Gerard Kornelis van het Reve in Op Weg Naar het Einde Amsterdam 1963 p.130, 131 slot van De Brief uit Schrijversland
donderdag, augustus 31, 2006
'Nachtzee'
"De mensen zouden knusser met elkaar moeten omgaan, hun stadswijken als dorpen bewonen, en ingetogen, zonder zucht naar weelde, moeten proberen te leven, ziedaar de hoofdlijnen van mijn door de aanblik van de Nachtzee opgeroepen Gevoelens, bij welke zich nog de overweging voegde dat, hoe machtig de Satan ook mocht zijn, hij zich eens aan God zou onderwerpen, zich met Hem verzoenen en Hem uit eigen, vrije wil en liefde zou dienen; alsook, dat eens alle dingen verzoend zouden worden, en dat zelfs, heel misschien, mij mijn zonden waren vergeven. (Lam Gods, laat Je wegen) Gebogen hoofd, tranen, en rondkijken naar een dier om het een zoen op de kop te geven, ..."
Gerard Kornelis van het Reve in Op Weg Naar Het Einde Amsterdam 1963 p.150, 151
"De mensen zouden knusser met elkaar moeten omgaan, hun stadswijken als dorpen bewonen, en ingetogen, zonder zucht naar weelde, moeten proberen te leven, ziedaar de hoofdlijnen van mijn door de aanblik van de Nachtzee opgeroepen Gevoelens, bij welke zich nog de overweging voegde dat, hoe machtig de Satan ook mocht zijn, hij zich eens aan God zou onderwerpen, zich met Hem verzoenen en Hem uit eigen, vrije wil en liefde zou dienen; alsook, dat eens alle dingen verzoend zouden worden, en dat zelfs, heel misschien, mij mijn zonden waren vergeven. (Lam Gods, laat Je wegen) Gebogen hoofd, tranen, en rondkijken naar een dier om het een zoen op de kop te geven, ..."
Gerard Kornelis van het Reve in Op Weg Naar Het Einde Amsterdam 1963 p.150, 151
woensdag, augustus 30, 2006
Reizen (8)
...'en tenslotte omhoog, in de onbegrijpelijke ruimte...'
Lights of quay, Gibraltar
"Eenmaal buiten, haastte ik mij naar het verlaten terras van van cafetaria Europa, importe de su consumatión , om vandaar, een stoel uit de bergschuur gesleept hebbend, uit te kijken over de baai, naar het gele lichtbaken van het vliegveld van Gibraltar, de lichtjes van de rots, de uitzichtstorende rij lampen op de kade voor de ijsfabriek, en tenslotte omhoog, in de onbegrijpelijke ruimte, hier even griezelig als in Nederland, maar een stuk helderder, enz. enz. -veel meer moet ik er maar niet over zeggen, want mensen die hun medeschepselen met Natuurbeleven lastig vallen zijn minstens zo erg als het montere soort lieden, dat de handeling ener film zo bereidwillig uit de doeken weet te doen."
Gerard Kornelis van het Reve, Op Weg Naar Het Einde Amsterdam 1963 p.150
...'en tenslotte omhoog, in de onbegrijpelijke ruimte...'
Lights of quay, Gibraltar
"Eenmaal buiten, haastte ik mij naar het verlaten terras van van cafetaria Europa, importe de su consumatión , om vandaar, een stoel uit de bergschuur gesleept hebbend, uit te kijken over de baai, naar het gele lichtbaken van het vliegveld van Gibraltar, de lichtjes van de rots, de uitzichtstorende rij lampen op de kade voor de ijsfabriek, en tenslotte omhoog, in de onbegrijpelijke ruimte, hier even griezelig als in Nederland, maar een stuk helderder, enz. enz. -veel meer moet ik er maar niet over zeggen, want mensen die hun medeschepselen met Natuurbeleven lastig vallen zijn minstens zo erg als het montere soort lieden, dat de handeling ener film zo bereidwillig uit de doeken weet te doen."
Gerard Kornelis van het Reve, Op Weg Naar Het Einde Amsterdam 1963 p.150
dinsdag, augustus 29, 2006
Reizen (7)
'...zo overweldigend weemoedig en mooi was alles...'
"Ik moest vanmiddag, aan de weg zittend, opeens schreien, zo overweldigend weemoedig en mooi was alles, verre geluiden. God was heel dichtbij. God openbaarde zich ook in de Golf van Biskaje, een sterrenhemel zo machtig, dat ik opeens bijna het Altijd Wordende Wezen begreep, en het Raadsel aanraakte."
Gerard Reve in Brieven aan Wimie 1959-1963 Utrecht MCMLXXX p.151
'...zo overweldigend weemoedig en mooi was alles...'
"Ik moest vanmiddag, aan de weg zittend, opeens schreien, zo overweldigend weemoedig en mooi was alles, verre geluiden. God was heel dichtbij. God openbaarde zich ook in de Golf van Biskaje, een sterrenhemel zo machtig, dat ik opeens bijna het Altijd Wordende Wezen begreep, en het Raadsel aanraakte."
Gerard Reve in Brieven aan Wimie 1959-1963 Utrecht MCMLXXX p.151
maandag, augustus 28, 2006
Reizen (6)
"Terwijl een bovenwerkelijk schoon orgel ruiste..."
Lucien Lévy Toledo, La Cathédrale. Intérieur de l’Église 1880–1890
'We hebben in Toledo -een sedert Philips II vrijwel onveranderd bewaarde Spaanse stad, slechts de cathedraal bezocht. Die alleen al is een reis naar Spanje waard. De zuilen hebben elk de dikte van jullie huiskamer. Terwijl in het midden een mis wordt opgedragen, kuieren in de overige ruimten de toeristen rustig rond, zo ontzagwekkend zijn de afmetingen. Terwijl een bovenwerkelijk schoon orgel ruiste, bezochten we de talloze zijkapellen, één ervan gewijd aan het Santissimo, in welke we, tot mijn verbazing, alleen de Maagd met Kind aantroffen boven een gloed van kaarsen.
Gerard Reve/Geert van Oorschot Briefwisseling 1951-1987, Amsterdam 2005, eerste druk p. 279 uit de brief van 30 april 1969
"Terwijl een bovenwerkelijk schoon orgel ruiste..."
Lucien Lévy Toledo, La Cathédrale. Intérieur de l’Église 1880–1890
'We hebben in Toledo -een sedert Philips II vrijwel onveranderd bewaarde Spaanse stad, slechts de cathedraal bezocht. Die alleen al is een reis naar Spanje waard. De zuilen hebben elk de dikte van jullie huiskamer. Terwijl in het midden een mis wordt opgedragen, kuieren in de overige ruimten de toeristen rustig rond, zo ontzagwekkend zijn de afmetingen. Terwijl een bovenwerkelijk schoon orgel ruiste, bezochten we de talloze zijkapellen, één ervan gewijd aan het Santissimo, in welke we, tot mijn verbazing, alleen de Maagd met Kind aantroffen boven een gloed van kaarsen.
Gerard Reve/Geert van Oorschot Briefwisseling 1951-1987, Amsterdam 2005, eerste druk p. 279 uit de brief van 30 april 1969
zaterdag, augustus 26, 2006
Reizen (5)
Het schip vaart nu'
"Het schip begont te trillen. Ik grendel de deur, kruip onder de dekens en probeer een opstandige gedachte te verdrijven, zonder echter te kunnen beletten, dat ik hem hardop uitspreek. Het schip vaart nu. 'Als u de mensheid hebt verlost, waarom mij dan niet - dat was toch in één moeite door gegaan? ' "
Gerard Kornelis van het Reve in Op weg naar het einde, Amsterdam 1966 Brief uit Edinburgh p.9
Het schip vaart nu'
"Het schip begont te trillen. Ik grendel de deur, kruip onder de dekens en probeer een opstandige gedachte te verdrijven, zonder echter te kunnen beletten, dat ik hem hardop uitspreek. Het schip vaart nu. 'Als u de mensheid hebt verlost, waarom mij dan niet - dat was toch in één moeite door gegaan? ' "
Gerard Kornelis van het Reve in Op weg naar het einde, Amsterdam 1966 Brief uit Edinburgh p.9
donderdag, augustus 24, 2006
woensdag, augustus 23, 2006
Reizen (3)
"...veel erger, veel treuriger, veel uitzichtslozer..."
"Er is veel in Spanje dat na drie maanden anders blijkt te zijn, veel erger, veel treuriger, veel uitzichtslozer, maar wat je met een verblijf van vier, vijf weken niet eens zoudt kunnen ontdekken. Het is eigenlijk een dood land, alles staat stil en er is geen geluid te horen, hoeveel malen meer kabaal ze ook maken dan bij ons, als je begrijpt wat ik bedoel. Ik zal er misschien nog eens over schrijven, maar het is haast te veel geweest om te verwerken, laat staan weer op schrift te vereenvoudigen en te stileren. Vandaar dat Brief In Een Fles Gevonden vrijwel alleen over mijn innerlijke belevenissen gaat, en vrijwel niet over Spanje."
Gerard Reve in Brieven aan Josine M. 1959-1975 Amsterdam 1981, eerste druk p. 57
"...veel erger, veel treuriger, veel uitzichtslozer..."
"Er is veel in Spanje dat na drie maanden anders blijkt te zijn, veel erger, veel treuriger, veel uitzichtslozer, maar wat je met een verblijf van vier, vijf weken niet eens zoudt kunnen ontdekken. Het is eigenlijk een dood land, alles staat stil en er is geen geluid te horen, hoeveel malen meer kabaal ze ook maken dan bij ons, als je begrijpt wat ik bedoel. Ik zal er misschien nog eens over schrijven, maar het is haast te veel geweest om te verwerken, laat staan weer op schrift te vereenvoudigen en te stileren. Vandaar dat Brief In Een Fles Gevonden vrijwel alleen over mijn innerlijke belevenissen gaat, en vrijwel niet over Spanje."
Gerard Reve in Brieven aan Josine M. 1959-1975 Amsterdam 1981, eerste druk p. 57
dinsdag, augustus 22, 2006
Reizen (2)
"Na mijn Italienische Reise naar Portugal en Spanje heb ik wel het gevoel, dat ik het gezien heb. In de ene streek doen ze een ui of een hap suiker minder door hun eten, & maken ze nog valser geweld op trommels of fluiten dan elders, maar daar is het dan ook mee gezegd. Het enige land dat ik van mijn leven nog wel eens zou willen zien is Japan, wegens zijn dodencultus. Enfin, dit terzijde."
Gerard Reve in Brieven aan Josine M.1959-1975, Amsterdam eerste druk 1981 p. 122
"Na mijn Italienische Reise naar Portugal en Spanje heb ik wel het gevoel, dat ik het gezien heb. In de ene streek doen ze een ui of een hap suiker minder door hun eten, & maken ze nog valser geweld op trommels of fluiten dan elders, maar daar is het dan ook mee gezegd. Het enige land dat ik van mijn leven nog wel eens zou willen zien is Japan, wegens zijn dodencultus. Enfin, dit terzijde."
Gerard Reve in Brieven aan Josine M.1959-1975, Amsterdam eerste druk 1981 p. 122
zondag, augustus 20, 2006
Reizen (1)
'..en alles is zo oud en dromerig en weemoedig..'
"Ik heb me nu eenmaal voorgenomen naar het Zuiden te gaan, maar het spijt me wel een beetje, Lissabon te verlaten. De schoonheid van die stad is onbeschrijfbaar en alles is zo oud en dromerig en weemoedig, en alles ademt een vergane glorie, maar toch is het geen museum, maar een levende stad. Alles is angstwekkend goedkoop. In een café aan geroosterde vis en wijn (ik eet voornamelijk fruit, vis en eieren) een gulden opmaken is flink wat werk. De zeereis was nogal angstwekkend, vooral in de Golf van Biscaje, & ik doe het geen tweede keer."
Gerard Reve Brieven aan Josine M. 1959-1957, Amsterdam 1981 p.34, 35
(uit een prentenbriefkaart aan Jobs en Lennie 17 mei 1963)
'..en alles is zo oud en dromerig en weemoedig..'
"Ik heb me nu eenmaal voorgenomen naar het Zuiden te gaan, maar het spijt me wel een beetje, Lissabon te verlaten. De schoonheid van die stad is onbeschrijfbaar en alles is zo oud en dromerig en weemoedig, en alles ademt een vergane glorie, maar toch is het geen museum, maar een levende stad. Alles is angstwekkend goedkoop. In een café aan geroosterde vis en wijn (ik eet voornamelijk fruit, vis en eieren) een gulden opmaken is flink wat werk. De zeereis was nogal angstwekkend, vooral in de Golf van Biscaje, & ik doe het geen tweede keer."
Gerard Reve Brieven aan Josine M. 1959-1957, Amsterdam 1981 p.34, 35
(uit een prentenbriefkaart aan Jobs en Lennie 17 mei 1963)
'...Als het leven propvol is van bladeren, warmte,
vogels, zon en watervlakten...'
foto E.H.© augustus 2006
"De werkelijke zwaarmoedigheid overvalt iemand gelukkig niet des winters. De bomen zijn dan weliswaar kaal, de muren vochtig, terwijl er voortdurend meeuwen op het water dobberen, maar de somberte wordt verzacht door het geloof, dat verandering van deze gestalte der wereld ook de ziel zal genezen. Veeleer des zomers, tegen het einde van de middag, als het leven propvol is van bladeren, warmte, vogels, zon en watervlakten, kan het bestaan plotseling op de mens neerstorten, onafwendbaar."
Gerard Reve in Archief Reve 1931-1960 (in: Drie broden Ruim Baan , 26 april 1946), Baarn 1981 p. 41
vogels, zon en watervlakten...'
foto E.H.© augustus 2006
"De werkelijke zwaarmoedigheid overvalt iemand gelukkig niet des winters. De bomen zijn dan weliswaar kaal, de muren vochtig, terwijl er voortdurend meeuwen op het water dobberen, maar de somberte wordt verzacht door het geloof, dat verandering van deze gestalte der wereld ook de ziel zal genezen. Veeleer des zomers, tegen het einde van de middag, als het leven propvol is van bladeren, warmte, vogels, zon en watervlakten, kan het bestaan plotseling op de mens neerstorten, onafwendbaar."
Gerard Reve in Archief Reve 1931-1960 (in: Drie broden Ruim Baan , 26 april 1946), Baarn 1981 p. 41
zaterdag, augustus 19, 2006
Huisdieren
"Tenslotte wil ik, teneinde mogelijke misverstanden te voorkomen, herinnerend aan de hierboven gegeven definitie, er de aandacht op vestigen, dat muizen, ratten, luizen en vlooien niet, zoals lichtelijk spotzieke lieden ons willen doen geloven, tot de huisdieren worden gerekend."
uit G.v.h.Reve Opstellen Nederlands 4a,
slot van het opstel 'Huisdieren'( waarvoor hij een 7 kreeg van zijn leraar)
Herdruk in facsimile van schoolopstellen, die Gerard Reve schreef op zestienjarige leeftijd, geschenk in beperkte oplage aan relaties van De bezige Bij en Thomas Rap t.g.v. de jaarwisseling 2001-2002
"Tenslotte wil ik, teneinde mogelijke misverstanden te voorkomen, herinnerend aan de hierboven gegeven definitie, er de aandacht op vestigen, dat muizen, ratten, luizen en vlooien niet, zoals lichtelijk spotzieke lieden ons willen doen geloven, tot de huisdieren worden gerekend."
uit G.v.h.Reve Opstellen Nederlands 4a,
slot van het opstel 'Huisdieren'( waarvoor hij een 7 kreeg van zijn leraar)
Herdruk in facsimile van schoolopstellen, die Gerard Reve schreef op zestienjarige leeftijd, geschenk in beperkte oplage aan relaties van De bezige Bij en Thomas Rap t.g.v. de jaarwisseling 2001-2002
vrijdag, augustus 18, 2006
Straatrumoer
"Vele lieden die voor de volkomen uitbanning van het straatrumoer uit de stad ijveren, verliezen uit het oog, dat de storende invloed uitermate gering is. Evenmin zien zij in, dat het straatrumoer onafscheidelijk met het bekoorlijke begrip "grote stad" verbonden is. Het straatrumoer verschaft de stad haar levendigheid en voor een deel zelfs haar karakter.
Zodoende* kan men het vraagstuk van het straatrumoer niet langer als een vraagstuk van veel belang beschouwen en zijn aandacht aan andere, misschien zelfs veel belangrijker problemen schenken! "
* door zijn leraar verbeterd in "daarom"
uit G.v.h.Reve Opstellen Nederlands 4a, slot van het opstel 'Straatrumoer'(waarvoor hij een 7 ½ kreeg van zijn leraar)
Herdruk in facsimile van schoolopstellen, die Gerard Reve schreef op zestienjarige leeftijd, geschenk in beperkte oplage aan relaties van De bezige Bij en Thomas Rap t.g.v. de jaarwisseling 2001-2002
"Vele lieden die voor de volkomen uitbanning van het straatrumoer uit de stad ijveren, verliezen uit het oog, dat de storende invloed uitermate gering is. Evenmin zien zij in, dat het straatrumoer onafscheidelijk met het bekoorlijke begrip "grote stad" verbonden is. Het straatrumoer verschaft de stad haar levendigheid en voor een deel zelfs haar karakter.
Zodoende* kan men het vraagstuk van het straatrumoer niet langer als een vraagstuk van veel belang beschouwen en zijn aandacht aan andere, misschien zelfs veel belangrijker problemen schenken! "
* door zijn leraar verbeterd in "daarom"
uit G.v.h.Reve Opstellen Nederlands 4a, slot van het opstel 'Straatrumoer'(waarvoor hij een 7 ½ kreeg van zijn leraar)
Herdruk in facsimile van schoolopstellen, die Gerard Reve schreef op zestienjarige leeftijd, geschenk in beperkte oplage aan relaties van De bezige Bij en Thomas Rap t.g.v. de jaarwisseling 2001-2002
donderdag, augustus 17, 2006
'..eindeloos terugdenken aan vroeger..'
foto © E.H. juli 2006
"En tot dat soort leven, in stilte, een altijd eender uitzicht op een dal of op de zee, oude kerkhoven ("gelijk het gras is ons etc.") een zich waarschijnlijk nooit wijzigend menu van gestoofde vis met enige kruiden en een gekookte vrucht, 1/4 liter wijn per dag en savonds, bij het invallen van de scherming en het geraas van krekels, peinzend 3 kleine glaasjes goedkope konjak, vloer met fijn zand aanvegen, olielamp bijvullen, en eindeloos terugdenken aan vroeger, wil ik me bepalen."
Gerard Reve, Brieven aan Josine M., 1959-1975, Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1981, p.32-33.
foto © E.H. juli 2006
"En tot dat soort leven, in stilte, een altijd eender uitzicht op een dal of op de zee, oude kerkhoven ("gelijk het gras is ons etc.") een zich waarschijnlijk nooit wijzigend menu van gestoofde vis met enige kruiden en een gekookte vrucht, 1/4 liter wijn per dag en savonds, bij het invallen van de scherming en het geraas van krekels, peinzend 3 kleine glaasjes goedkope konjak, vloer met fijn zand aanvegen, olielamp bijvullen, en eindeloos terugdenken aan vroeger, wil ik me bepalen."
Gerard Reve, Brieven aan Josine M., 1959-1975, Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1981, p.32-33.
woensdag, augustus 16, 2006
'Slechts gras'
foto E.H. © Greonterp juli 2006
"Uw woord*, dat niet voorbijgaat, zegt
dat ik slechts gras ben, en dat is ook zo."
De twee eerste regels van het gedicht "Het is maar net zoals je het bekijkt". Zie voor de volledige tekst: Gerard Reve, Nader tot U, Amsterdam 1966 p. 138
* 6..Alle vlees is gras, en al zijn goedertierenheid als een bloem des velds.
7 Het gras verdort, de bloem valt af, als de Geest des HEEREN daarin blaast; voorwaar, het volk is gras.8 Het gras verdort, de bloem valt af;
maar het Woord onzes Gods bestaat in der eeuwigheid.
Jesaja 40: 6-9
foto E.H. © Greonterp juli 2006
"Uw woord*, dat niet voorbijgaat, zegt
dat ik slechts gras ben, en dat is ook zo."
De twee eerste regels van het gedicht "Het is maar net zoals je het bekijkt". Zie voor de volledige tekst: Gerard Reve, Nader tot U, Amsterdam 1966 p. 138
* 6..Alle vlees is gras, en al zijn goedertierenheid als een bloem des velds.
7 Het gras verdort, de bloem valt af, als de Geest des HEEREN daarin blaast; voorwaar, het volk is gras.8 Het gras verdort, de bloem valt af;
maar het Woord onzes Gods bestaat in der eeuwigheid.
Jesaja 40: 6-9
dinsdag, augustus 15, 2006
'We moeten maar gewoon voortgaan, onze tuin aan te harken.'
"In ieder geval ben ik niet bang meer voor de dood, zoals vroeger. De menselijke persoonlijkheid is niet gebonden aan ruimte en tijd, en is niet materieel, en wordt dus niet met het lichaam vernietigd. Of de menselijke persoonlijkheid daarom 'eeuwig' zou zijn, valt te bezien. Ik bedoel, dat God uit Zichzelf zielen kan laten ontstaan, maar natuurlijk ook individuele zielen wederom in Zijn Eenheid kan doen terugkeren en oplossen. En zoude een ziel, aldus in God zelf teruggekeerd, nog individueel bestaan en bijvoorbeeld alles weten of juist niets, en zichzelve bewust of volkomen onbewust zijn?
We moeten maar gewoon voortgaan, onze tuin aan te harken. "
Gerard Reve, in Brieven aan Josine M. 1959-1982 Amsterdam/Antwerpen tweede druk 1994 p.353
"In ieder geval ben ik niet bang meer voor de dood, zoals vroeger. De menselijke persoonlijkheid is niet gebonden aan ruimte en tijd, en is niet materieel, en wordt dus niet met het lichaam vernietigd. Of de menselijke persoonlijkheid daarom 'eeuwig' zou zijn, valt te bezien. Ik bedoel, dat God uit Zichzelf zielen kan laten ontstaan, maar natuurlijk ook individuele zielen wederom in Zijn Eenheid kan doen terugkeren en oplossen. En zoude een ziel, aldus in God zelf teruggekeerd, nog individueel bestaan en bijvoorbeeld alles weten of juist niets, en zichzelve bewust of volkomen onbewust zijn?
We moeten maar gewoon voortgaan, onze tuin aan te harken. "
Gerard Reve, in Brieven aan Josine M. 1959-1982 Amsterdam/Antwerpen tweede druk 1994 p.353
zondag, augustus 13, 2006
'Het moet kleingesneden en gewogen kunnen worden,
en opgegeten..'
Jan Brueghel de Oudere 1568–1625
De walvis zet Jona aan land
"Overigens is er vrijwel geen criticus die begrijpt dat mijn verhalen alle op een of andere wijze waar zijn, net zoals bijvoorbeeld het boek Jona(s), Genesis of het H. Evangelie. Het moet kleingesneden en gewogen kunnen worden, en opgegeten, anders geloven ze het niet: de Nederlander is door en door al die melk sneeuwblind en daarbij meteen ook meteen maar symboolblind geworden."
Gerard Reve, in Brieven aan Josine M. 1959-1982 Amsterdam/Antwerpen tweede druk 1994 p.356, 357
en opgegeten..'
Jan Brueghel de Oudere 1568–1625
De walvis zet Jona aan land
"Overigens is er vrijwel geen criticus die begrijpt dat mijn verhalen alle op een of andere wijze waar zijn, net zoals bijvoorbeeld het boek Jona(s), Genesis of het H. Evangelie. Het moet kleingesneden en gewogen kunnen worden, en opgegeten, anders geloven ze het niet: de Nederlander is door en door al die melk sneeuwblind en daarbij meteen ook meteen maar symboolblind geworden."
Gerard Reve, in Brieven aan Josine M. 1959-1982 Amsterdam/Antwerpen tweede druk 1994 p.356, 357
vrijdag, juli 21, 2006
Reisgebed
*
O God.
Ik sta op het punt op reis te gaan.
Ik weet niet, of het misschien mijn laatste reis is.
Ik wil U liefhebben.
Ik hoop, dat ik onderweg niemand enig ongeluk of ander
kwaad zal berokkenen. Ik wil proberen niet, of veel minder, te drinken.
Ik sta voor U.
Ik weet dat ik, of ik veilig zal aankomen
dan wel onderweg verwonding, ziekte of dood zal vinden,
altijd U toebehoor.
Want in leven en sterven zijt Gij in mij, en ben ik in U. Ik ga nu weg.
Vaarwel, o God.
uit: Gerard Reve, Verzamelde Gedichten, Amsterdam 1987, p.105
* Wereldkaart in twee hemisferen (detail)
*
O God.
Ik sta op het punt op reis te gaan.
Ik weet niet, of het misschien mijn laatste reis is.
Ik wil U liefhebben.
Ik hoop, dat ik onderweg niemand enig ongeluk of ander
kwaad zal berokkenen. Ik wil proberen niet, of veel minder, te drinken.
Ik sta voor U.
Ik weet dat ik, of ik veilig zal aankomen
dan wel onderweg verwonding, ziekte of dood zal vinden,
altijd U toebehoor.
Want in leven en sterven zijt Gij in mij, en ben ik in U. Ik ga nu weg.
Vaarwel, o God.
uit: Gerard Reve, Verzamelde Gedichten, Amsterdam 1987, p.105
* Wereldkaart in twee hemisferen (detail)
woensdag, juli 19, 2006
'Die inertie, die volstrekte dadenloosheid.....'
"Matroos is naar de kampong van Legian-Kelod, net ver van Kuta,.......
Zulk een kampong doet mij zeer nederdrukkend aan. Mensen die gejaagd leven boezemen mij weerzin in, maar die inertie, die volstrekte dadenloosheid, met overal halfnaakte vrouwen met drie kinderen aan haar lijven gekleefd, de mannen alleen maar vechthanen strelend en vertroetelend -ik kan mij met de beste wil van de wereld in zulk een bestaan niet inleven. De (letterlijke) atmosfeer vam de broeikas van de Victoria Regia, en de (figuurlijke) atmosfeer van het Volkenkundig Museum. Iets van die sfeer proef je al, als je in Nederland een boerenerf betreedt, en verloren staat rond te koekeloeren, niet wetend wie de boer, de knecht of de buurjongen is, terwijl iedereen zwijgend afwacht wat je wilt en gaat doen."
Gerard Reve, in Klein gebrek geen bezwaar Utrecht/Antwerpen MCMLXXXVI p. 157 in Brief aan Rob Nieuwenhuys 18 juni 1978
"Matroos is naar de kampong van Legian-Kelod, net ver van Kuta,.......
Zulk een kampong doet mij zeer nederdrukkend aan. Mensen die gejaagd leven boezemen mij weerzin in, maar die inertie, die volstrekte dadenloosheid, met overal halfnaakte vrouwen met drie kinderen aan haar lijven gekleefd, de mannen alleen maar vechthanen strelend en vertroetelend -ik kan mij met de beste wil van de wereld in zulk een bestaan niet inleven. De (letterlijke) atmosfeer vam de broeikas van de Victoria Regia, en de (figuurlijke) atmosfeer van het Volkenkundig Museum. Iets van die sfeer proef je al, als je in Nederland een boerenerf betreedt, en verloren staat rond te koekeloeren, niet wetend wie de boer, de knecht of de buurjongen is, terwijl iedereen zwijgend afwacht wat je wilt en gaat doen."
Gerard Reve, in Klein gebrek geen bezwaar Utrecht/Antwerpen MCMLXXXVI p. 157 in Brief aan Rob Nieuwenhuys 18 juni 1978
Abonneren op:
Posts (Atom)